Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijMej. Betsy Perk, Amsterdam.
| |
[pagina 23]
| |
kunt u niet verdedigen als de Rijsewijk-vrienden u op hunne beurt aanvallen! O! Betsy! Betsy! Betsy, Betsy! Inconséquentie zij uw naam! En dat alles hebt gij gedaan omdat gij ‘behoefte aan affectie hebt!’ Maar begrijp dan toch dat niets meer détacheert dan inconséquentie, en niets meer hecht dan kracht. Waart gij een coquette, dan zou ik zeggen: ‘Ga je gang, kind! Mannenliefde is zóó wispelturig, wees nog wispelturiger als je kunt, dan is dàt je kracht!’ - Maar nu dat gij denkt en handelt, schept en sticht, schrijfster zijt, redaktrice van een tijdschrift, eerepresident van Arbeid Adelt, stichteres van ik weet al niet wat meer, nu gelijk te staan met de onbeduidendste coquette! fi donc! fi donc! N'en parlons plus, want gij zijt toch onverbeterlijk! 't Is maar jammer dat gij uit twee halve menschen bestaat, waart gij een geheele sukkel, of een geheele heks geweest, dan hadt gij ten minste affectie kunnen vinden of missen; nu vindt gij niet wat gij mist en verliest gij weer wat gij vindt! Tant pis pour toi, n'en parlons plus! Gij kunt hier terecht wanneer gij wilt; als de groote kamer ingenomen is, moet gij u maar met het kleintje behelpen, anders kunt gij de groote krijgen. De E's zijn hier nog en hebben dus kamer No 1 in pacht, W. en vrouw zijn vertrokken, en aan HélèneGa naar voetnoot1 heb ik nog niet geschreven, omdat ik nog geen plaats voor haar had, en zij er niets aan hebben zou hier te logeeren met vreemden. ......................... Zoo op het oogenblik heb ik een brief uit Weenen ontvangen, aan mij gericht, maar voor u bestemd, geloof ik, enfin, die vindt gij, als ge komt. Een tweede brief is een invitatie uit Tilburg, om een lezing te houden te Oisterwijk, waar men ons een zaal en een publiek belooft, daarvoor is 't nu te laat. ......................... Ik ben nu druk bezig mijn lezing te arrangeeren, met bijvoeging van eenige brieven (aan u, vóór onze rencontre in Arnhem) en alle mogelijke couranten-recensies; bewaar mijn oude brieven, als gij ze nog niet verscheurd hebt, want die kunnen later te pas komen, als de menschen eens aan de waarheid van die correspondentie twijfelen mochten. Adieu, tot weerziens, indigneer u nu niet over R. maar verdedig u en wees niet inconséquent meer, want dat maakt elke verdediging onmogelijk. Het staaltje van Mevr. H. bewijst u immers weer dat ik gelijk heb. Stoor je niet aan de menschen! Weet wat je wilt en doe het.’ .........................
Mina Krüseman. |
|