Den Heer Julius Vuylsteke, Gent.
Brussel, 27 Mei '73.
Zeer Geachte Heer!
Hartelijk dank voor uw bundel gedichten, die ik weldra hoop te lezen, als ik eens wat tot rust zal zijn gekomen. Betsy Perk is naar Amsterdam vertrokken, alwaar zij van avond leest, mag ik u dus ook namens haar dank zeggen voor uwe lieve attentie? Zij is half ziek van hier gegaan en heeft tot troost de Gentsche Courant meegepakt, waar ze zeker mee gaat pronken bij haar israëlitische vriendjes. Morgen verwacht ik een brief van haar en hoop ik te vernemen hoe haar plannen opgevat zijn en wat er van haar grootsche toekomstdroomen terecht zal komen in een zoo weinig enthousiast landje, als het onze is. Ze is altijd zóó vol hoop en moed dat 't haast jammer is haar de koude werkelijkheid voor oogen te stellen, eer noodzakelijkheid er toe dwingt. Enfin, wij zullen maar hopen dat alles prachtig eindigen zal! Intusschen danken wij u nogmaals voor uw gul en gastvrij onthaal en noem ik mij met de meeste hoogachting
Mina Krüseman.