Den Heer M. Nijhoff. 's Gravenhage.
Brussel, 8 Februari 1873.
Zeer Geachte Heer!
Wat hapert er aan mijn boek dat ik geen proeven meer ontvang? Weet u wel dat ik den 7den December den Haag verliet, en dat ik in die twee volle maanden juist zes vellen druks ontvangen heb? Zes van de zeven-en-twintig, rest een-en-twintig, dan zal 't September zijn eer 't laatste vel gedrukt zal wezen! Pas op, als u niet vlugger voort maakt kom ik u eerstdaags uitlachen met de fransche vertaling, die al verder gevorderd is dan het oorspronkelijke, ofschoon de ellendige kladjes, die ik hier heb, toch alles behalve geschikt zijn om de snelheid te inspireeren!
Ik zit tot over mijn ooren in het schrijfwerk tegenwoordig; over allerhande gekke onderwerpen moet ik krabbelen en dan nog wel in 't vlaamsch tusschenbeide! Enfin, tout cela finira! In Maart ga ik weer aan de lezingen beginnen en dan ga ik weer chanteuse worden, dat schrijven vlot toch ook niet best! Krijg ik nu weldra nog eenige proeven? Ik hoop dat geen ziekte, of iets dergelijks ten minste, oorzaak van het langzaam vorderen is.
.........................
Mina Krüseman.