Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijDen Generaal Majoor Krüseman.
| |
[pagina 219]
| |
paar wonderkinderen die viool speelden, niet half zoo goed als klein Steveniersje. De zaal was stampvol om die wondertjes te zien en de onbekende chanteuse was voor niets in die groote toeloop. Maar naauwelijks was ik in de zaal verschenen of de geheele kinderen waren vergeten. Van de eerste schrede in de zaal, tot de laatste toe, was een aaneenschakeling van applaudissement. In plaats van twee keer, zoo als op het programma stond, heb ik vijf keer moeten zingen; en toen ik in de kleedkamer bezig was mijn japon uit te trekken, die, in een koffertje, met de zelfde gelegenheid als de piano, naar N.Y. gezonden moest worden, werd er zóó aanhoudend op de deur getrommeld dat ik eindelijk, half ontkleed, met een mantel over mijne schouders open deed om te zien wat er gaande was. Het waren een tiental duitsche dames die zóó enchantées over mijn duitsch zingen geweest waren, dat zij mij dit vertellen wilden, eer zij heen gingen, en uit angst dat ik vertrekken mogt, mij in mijne kleedkamer op kwamen zoeken. Twee concervatoire meesters speelden in het zelfde concert (de derde was ziek geworden.) Vóór mijne opkomst hadden zij weinig notitie van mij genomen; na mijn succès waren zij niet meer van mij af te slaan. En van morgen ontving ik een briefje van den directeur van het conservatoire, zoo charmant mogelijk, om mijGa naar voetnoot1 te inviteren voor een conservatoire concert voor aanstaanden Zaturdag. ‘Indien gij slechts éénmaal wilt zingen, zullen wij u reeds zeer dankbaar wezen, maar wilt gij twee malen zingen dan zult gij ons hoogst gelukkig maken.’ Dezelfde man heeft mij eene maand geleden met allerlei kunstgrepen uit zijn concert verwijderd gehouden. Het zijn schelmen en dieven, niets anders, de geheele muziekwereld hier! Zij doen al wat zij kunnen om vreemde artisten te décourageren en ten onder te brengen, en gelukt hun dat niet, zien zij dat men taai is en volhoudt en het publiek vóór zich heeft, waar men ook komt, dan worden zij op eens charmant en trachten zij u op te ligten en u op allerhande wijzen te exploiteren. Het publiek is juist zoo als ik altijd gedacht had dat het was, goedig, en gemakkelijk mee te slepen. Een dramatique passage met kracht gezongen, brengt het gansche publiek in émotie en verwekt een handgeklap dat oorverdoovend is. Niemand is mogelijk beter geschikt, dan ik ben, om hier succès te hebben, daar ik slechts op behoef te komen om geapplaudisseerd te worden, maar de muziekwereld is zoo nijdig op alle vreemde artisten, dat zij hun elke gelegenheid om op te komen beneemt en op die wijze forceert om naar hun land terug te keeren. Eene der hoofdredenen van dit alles is, dat hier een | |
[pagina 220]
| |
club van ‘oude wijven’ is, die in hare jeugd, als chanteuses, succès gehad hebben, en nu,Ga naar voetnoot1 op hare oude réputatie terende, nog altijd voort zingen, en sedert 20, 30 en 40 jaar, de vaste starren van alle groote concerten zijn. Het publiek lacht als ze opkomen, maar de couranten,Ga naar voetnoot2 die alles zeggen waarvoor ze betaald worden, verklaren dat die oudjes volmaakt zijn, en zoo strompelen die zestigjarige schoonen het leven door, niets meer vreezende dan het opkomende geslacht, dat haar met drie noten in haar graf kan zingen. ......................... De complimenten aan Nen s.v.p. Niemand van de Van Deventers heeft mij hier nog geschreven. Als zij het allen zoo goed maken als ik, hebben zij geen reden van klagen. Adieu enz.
Mina. |