naar gelang het te pas komt, en de vrouwen zijn werkzaam, handig en weetgierig. Ik vind het hier een heel aardig, prettig soort van menschen. Ze zijn ook nog primitief genoeg om onderscheidene types te hebben, en het is werkelijk curieux om de foule gade te slaan, waarin men de aller zonderlingste figuren aantreft. Alle soorten van expressieve gezichten dwalen de straten door, en niets ziet men minder dan de eentoonige dofheid van Nederland, of de nijdige jalousie van België.
Twee keer ben ik naar de kerk geweest, ééns naar de Engelsche en ééns naar de roomsche (catholieke). De Engelsche is magnifique; een statig, gotisch gebouw, met eene dominé's woning in dezelfden stijl, er naast, een terras, en een tuin op zijde - en van binnen beschilderde glazen, beelden en lofwerk, mollige tapijten, breede banken, dikke gevulde kussens en voetbanken, kerkboeken in soorten, gaskroonen en waaijers! Op alle banken lagen groote gele waaijers (van palmbladen) waarvan het publiek zich ijverig bediende.
In de roomsche kerk was het eene geheel andere vertooning. Vooreerst, aan elken ingang twee mannen met een tafeltje waarop een schotel stond.
‘Wij nemen het geld op aan de deur,’ zeide hij, toen ik den stoep op kwam, en, toen hij zag dat ik om zijn schotel met papiertjes (geld) lachte, vervolgde hij: ‘U is zeker vreemdelinge?’
‘Ja.’
‘Dan staat het waarschijnlijk heel gek ons hier het geld te zien ophalen, maar het is gemakkelijker en zekerder zóó, dan in de kerk, waar ons al ligt de een of ander ontgaan kan.’
Verder was er aan dat kerkje niet veel te zien; een vrij armoedig publiek, steenen vloeren en houten banken en één groot schilderstuk dat met gewone menschen begon en vervolgd werd door apostelen en heiligen, Jezus aan het kruis, engelen, en heel in den top onze lieve Heer in persoon! Groot en dik, met een witte baard, precies Papa! Ik heb er in mijn eentje om zitten lagchen.
.........................