Den Generaal Majoor Krüseman, Brussel.
Parijs, 15 Julij 70.
Beste Papa!
Na het déclareren van den oorlog zult gij zeker niet weten hoe wij het hier maken? Och, even goed als altijd! Al wat wij er van bemerken is dat er wat meer mannen op straat zijn en dat zij wat geanimeerder zamen spreken, anders niet. Ieder pruttelt hier à part, maar de groote hoop blijft nog steeds vrolijk. Intusschen zien wij de misère reeds om ons heen beginnen, daar de zoon van het huis hier reeds opgeroepen is, ofschoon hij fils unique en ongetrouwd is; en buitendien eenige jaren geleden vrijgekocht is, toen hij in de loting was gevallen. De moeder is natuurlijk wanhopig en was van morgen letterlijk stil van woede. Ook de chanteur bij Cabel, waarmede hij mij nog wilde laten zingen, toen gij er waart, heeft bevel gekregen om zich gereed te maken om te vertrekken. Die arme jongen had juist zijne studies voleindigd en was tegen September in een théatre geëngageerd; en nu vallen al zijne plannen in duigen en moet hij weg. Hij was van morgen zóó van streek over die tijding, dat hij naauwelijks spreken kon. - Wat ons betreft, wij zitten hier kalm en wel op onze achterkamertjes en hebben al dat nieuws, als het ware, bij toeval gehoord. Wij weten hier van niets en leven in het midden van Parijs, alsof Parijs aan het andere einde van de wereld lag!
.........................
Mina.