Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
en er waren costumen die prachtig waren. Een engelsch meisje onder anderen, en Etoile, een blaauw zijden onderkleed, met wit tarlatan met gouden sterren er over heen, een diadeem met een groote gouden ster in het midden, en eene gouden baguette met eene ster in de hand. Het haar loshangend over den rug en eene gouden ster op elken schouder. Dàt was voor mij la reine du bal. Dan was er een klein, lagchend, coquet bergèretje van 15 jaar, dat zóó vrolijk, frisch en vive was, dat men haar geschaakt zou hebben, ware de moeder niet een tooverheks geweest, die altijd met de bezem in de buurt stond. De kleine engelsche B. was en Reine de la nuit, zwart met zilveren sterren, de bovenrok getrousseerd met een halve maan, en diamanten in het haar en op de schouders. Wel mooi, maar weinig effect. Cornelie H. was en Neige, wit tarlatan, hoog, met lange mouwen, geheel gebouillonneerd met vlokjes watten, hangend haar met watten er door genaaid en een kroontje van hulst. Mooi en heel frisch. En hoe was Mina K. denkt gij? Raad eens iets heel pédants en éclatants! En och, het was toch eigenlijk maar uit armoede, dat ik zoo mooi was als Lever du Soleil! Een heele lange sleep van zwart tarlatane volants, met zilveren sterren op een zwart zijden onderrok; dan een rooden volant met zwarte guipure er over, en daarboven eene tunique van purper-rood satijn, aan punten geknipt en met goud omboord, een gouden ceinture, een rood satijnen lijf, hoog, en coeur geknipt, met een wit satijnen hartje en korte roodsatijnen mouwen, met lange witte over-mouwen van tulle ilusion met goud omboord, breede gouden armbanden boven om de armen en smalle om de polzen, een gouden collier (u bekend) en gekapt als altijd, met nog wat hangend haar met lange gouden sliertjes er door; een gouden diadeem met een halve stralende zon, en een lange sluijer van tulle illusion met goud, als de mouwen. En dat alles is in één enkelen dag gemaakt geworden, daar wij door allerhande misverstanden de invitatie te laat ontvangen hadden, en donderdag eerst wisten dat wij vrijdag gaan zouden. Jeanne H., de naaister, en het kleine B'tje hebben mij dan ook om het hardst geholpen; en Cor heeft twee naaisters noodig gehad om klaar te komen en drie personen om haar te helpen kleeden, met al die dotjes watten. En Mevr. F. heeft mij nog den sluijer omgeplooid en de diamantpoeder door het haar gestrooid. Dat bal is met al die pret toch heel treurig begonnen en heel treurig geëindigd ook. Met binnen komen vonden wij in plaats van den gastheer en vrouw een anderen heer en dame staan, die hen remplaceerden, omdat de zuster van Mevrouw, een jong meisje, den vorigen dag plotseling overleden was, en zij hals over kop naar Londen vertrokken waren, om bij de begrafenis tegenwoordig te zijn. Eén van mijn cavaliers was een officier van de guides, S. genaamd, een vreeselijke dames-charme, een groote, dikke, sterke, | |
[pagina 136]
| |
vierkante man in een matrozen-pak, met roode wangen, schitterend bruine oogen en dik golvend haar, de manieren van een over het paard getilden homme de monde, met het physique van een ordentelijken boer. Enfin, dat soort van mooi wat door het grove publiek het meest bewonderd wordt, maar waarin voor mij hoegenaamd geen charme ligt. Hij was dan ook zoozeer van zijne supérioriteit overtuigd, dat hij eene suffisance had, welke hinderlijk geweest zoude zijn, had de aangeborene goedigheid van den boer die gentleman's qualiteit niet wat getemperd. Nu waren er een paar nietige, onbeduidende, extra-leelijke mannetjes op het bal, die op het einde van den avond, even als hij, in den cotillon mede dansten en steeds door alle dames versmaad werden, terwijl hij verkozen werd. In een figuur, waarin twee heeren elkander bij de hand houden en een derde over die handen heen moet springen om zijne dame te krijgen, die aan de overkant staat, kwam de beurt van springen aan S. en waren die twee anderen de hegvormers, maar op het oogenblik dat hij springen moest, ligtten de anderen de handen omhoog, zoodat hij er met de borst tegen aan liep in plaats van er overheen te springen, toen wilde hij zich loopende van zijne dame empareren, maar daar kwamen alle heeren tegen op, die een heg tusschen hem en zijne dame vormden, en hem noodzaakten zijn mislukten sprong over te doen. Hij nam een loopje, steunde met de beide handen op de schouders der twee heeren, sprong en viel met het hoofd naar beneden op den vloer neêr, waar hij bewegingloos, voor dood bleef liggen. Eerst was de consternatie zóó groot, dat niemand zich verroerde, en toen men hem eindelijk opligtte en wegdroeg was hij zóó bleek en zóó stijf, dat men gedacht zou hebben dat hij dood was. Maar nu komt het ergste nog; een der heeren, die hem hebben laten vallen, had hem in den sprong bij den voet gepakt en zóó stijf vastgehouden, dat hij zijn schoen in de hand had gehouden! Wel een groot kwartier is hij buiten kennis geweest, en toen hij eindelijk bijkwam was hij zóó veranderd, dat men hem naauwelijks herkend zou hebben. Hoe het verder met hem gegaan is weet ik niet, daar men hem weggebragt heeft en wij eenige oogenblikken later vertrokken zijn. Wat zouden die heeren wel zeggen, indien hij aan de gevolgen van dien val eens kwam te overlijden of krankzinnig werd? Want dáár had hij al het air van met zijne geégareerde oogen. .........................
Mina. |
|