De Dames van Deventer en Krüseman.
Brussel, 12 Februarij 67.
.........................
Op dat concert hebben wij toiletten gezien, zoo als gij ze u naauwelijks zoudt kunnen droomen; verbeeldt u oude nenneks met witte neteldoeksche lijfjes en hemelsblaauwe lintjes, en kinderen sans crinoline in het zwart, donker bruin, en donker blaauw fluweel. De chignons zóó dat men ze van voren zag en krulletjes tot in de oogen, daarbij siepen van een el, en hooge lijven tjekek met korte mouwen; affreux! En dan die korte japonnen voor groote, oude, dikke menschen! En die spanrokjes voor lange, magere! Wij zien er adorable uit tegenwoordig, dat moet ik bekennen, ofschoon ik nog maar mijn best doe om zoo min adorable mogelijk te zijn, daar ik de modes, gul uit gezegd hideux vind................. Hoe vindt gij bijv. eene danseuse te paard in een cirque, met een langen broek aan? Papa noemde dat ‘doelmatig’, maar zat toch even hard te lagchen als de rest, om het effect van die doelmatigheid. Zij sprong als een kikero met haar mamelukken-broek, maar had veel van een gom-elastique bal, die vlug was zonder zelve te weten hoe. Het eerste bal aan dit jonge hof moet veel van een bal costumé gehad hebben, zóó wonderlijk zagen de meeste dames er uit; en de slepen der dansenden waren zóó lang en wijd, dat de heeren bang waren dat zij er door belet zouden worden te dansen; integendeel, toen zij eenmaal aan het draaijen waren, konden zij naauwelijks weer tot staan komen, zóó waren zij in de slepen verward, die, eenmaal in de vlugt zijnde, niet meer tot hun eerste statigheid terug wilden keeren.
Een dag of wat geleden hebben wij den Faust gezien; ik moet afleiding hebben, zeggen de geleerden, eene excellente remédie voor n'importe welke kwaal, ik recommandeer haar u voor alles. En verbeeld u dat ik in dat stuk niet genoeg amour vind, terwijl de algemeene klagt is dat er juist zoo veel amour in zit, dat het om die reden eigenlijk geen stuk voor jonge meisjes is. Dat moesten de menschen eens hooren! nu, zij hooren het niet, maar oordeelt gij intusschen eens of ik toch niet een weinig gelijk heb. Martha houdt zóó veel van haar man dat zij hem remplaceren wil, al was het door den duivel in persoon; Marguerite houdt zóó veel van Siebel dat zij zijn bouquet in den tuinGa naar voetnoot1