Papa was niet minder verheugd over uwen brief dan ik, en hoewel gij weet dat hij alles behalve dominé's gezind is, zoo vertrouwt hij toch ook genoeg op u, om wel zeker te zijn dat gij niet met een goeden prater, maar met een goeden man zult trouwen. Maar waar woont uw dominé. Moet gij met hem naar het uiterste eindje van Groningen of Zeeland om hem te toonen dat gij hem lief hebt? Of heeft zijn hart hem reeds bij voorraad wat digter naar Delft toegetrokken? En een kind! Hoe verzin je het? Toch net wat voor u! Geef uw dominé een zoen voor mij en zeg den hooggeleerden heer dat ik hem geluk wensch met zijne keuze, want dat hij op alle manieren veel slechter teregt had kunnen komen dan nu. R. dominé's vrouw! Neem mij niet kwalijk, maar ik lach er toch om! Ik heb anders niet veel te lagchen tegenwoordig; maar neen, geene akeligheden nu, schrijf nog eens gaauw, als gij er tijd toe hebt, denk maar ‘het is een oeuvre de charité’, want ik ben te zwak om iemand te ontvangen en doe den ganschen dag niets dan slapen of lezen. Na het overlijden van Fi ben ik op eens in elkaar gezakt en heb ik acht dagen en acht nachten aan een stuk geslapen. Eene marmotten-ziekte, zoo als gij ziet, inquieteer er u dus niet over en schrijf maar eens gaauw hoe uw dominé er uit ziet, zwart of blond, groot of klein, dik of dun, met een dominé's spraak of met een spraak als een ander, enz. enz. enz. en uw kind, hoe groot? hoe wijs? hoe stout? want als het niet stout is, is het niet aardig.
En nu schei ik uit met schrijven, ik ben moe. Feliciteer uw' Papa voor ons, geniet zooveel gij kunt van elk oogenblik geluk dat het leven u aanbiedt en zijt in gedachte omhelsd door
Uwe u hartelijk liefhebbende
Mina.