en over zijne diamanten knoopen en doekspelden, waarmede hij in den rouw niet pronken mag.
Ziet nu op zulke kleinigheden maar niet, want de goede man zegt zelf dat men doorgaans meer aan het aardsche gehecht is dan men zich zelven wel bekennen wil. Maar dit behoeft gij hem niet te vergeven. Naauwelijks was zijne vrouw gestorven, en nog stond het lijk boven aarde, toen hij zich ontvallen liet: ‘Ja, nu zal de Generaal mij ook nooit invitéren, uit angst dat ik het hof aan zijne dochters kom maken, want nu mijne vrouw dood is, wordt alles toch zoo anders!’ En nu komt hij elk oogenblik visites maken, zit te zuchten als een oude zondaar, drinkt bij vergissing uit mijn glaasje en roept dan dat het hem eens zoo lekker gesmaakt heeft, laat door zijn nichtje vertellen dat hij stellig van plan is om weder te trouwen, maar dat hij nimmer eene rijke en nimmer eene roomsche vrouw zoude willen hebben, omdat er gelijkheid van godsdienst in een huis moet wezen, en omdat hij om zich zelven getrouwd wil wezen, en dus niet beginnen wil met eene vrouw om haar fortuin te nemen, enfin, allerhande dwaasheden meer, welke hem tot een hoogst comique, treurende weduwnaar maken, en ons tusschenbeide ons geheele fatsoen vergeten doen, zoodat ik hem nu reeds door de tweede hand heb laten beloven dat ik eens mijn best voor hem zoude doen, en hem eens zoude helpen zoeken, hem altijd eene vrouw van zekere jaren aanradende, als meer met zijn karakter overeen stemmende, dan de meeste jonge meisjes, die altijd toch wel een beetje coquette zijn tegenwoordig. Nu lacht hij al liever en liever en, ofschoon ik niet weet of de boodschap reeds over is gekomen, zoo geloof ik toch dat hij reeds weder in een klein hoopje leeft van mogelijk nog eens hier of daar in de wereld eene vrome schoone te vinden, die het lot envieert van met zuchten en steunen den dag na haren dood reeds vergeten te worden, en zes weken later haren echtgenoot op een adspiranten-lijstje te zien!
Kluchten! overal zijn kluchten bij tegenwoordig! Maar het is hier ook geene mode om heel aantrekkelijk te wezen. ‘Men leeft maar ééns, zegt men hier, en waarom zoude men zich dat eene leven dan nog verdrietig gaan maken!’ Ondertusschen wordt hier eene vrouw door haren man, en daar een man door zijne vrouw vermoord; het eene span divorceert en het andere ranselt elkander maar geduldig voort; de eene springt uit de vierde verdieping, een ander hangt zich op, een derde verdrinkt zich, velen sterven van honger en gebrek, sommigen vinden nieuwe méthodes van zelfmoorden uit, en anderen dooden elkander volgens de regels van de kunst; en toch blijft de groote menigte maar voort lagchen, toch is Brussel steeds vrolijk en levendig! Toch bekommert niemand zich om zijn heel of half dooden buurman!
.........................