Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 442] [p. 442] [Myn zoete Veld-Godin] Stemme: Die mind die lijd veel pijn. MYn zoete Veld-Godin, Die barrevoets te velduw lieve schaepjes weyd; Oft drijftze Boschwaert in, Als noch de koele douw, op grasen bloempjes leyd; Daer gy met lust, V in de groente rust, Het zy by Beek, oft Bron, In het rijzen van de Zon. II. Al waer 't gevogelt zoet Met blijdelijk gezang, en lieffelijk ge queel, Mijn Amaril begroet; Geen blaedje aen zijn struyk, geen bloempjen op zijn steel, Of't is verheugt, En toond de meeste vreugd; Als gy het Bosch belonkt, Houd het zich als op-gepronkt. III. In Roosjes, en in Kruyd, Op zoete morgenstond gezeten in het Woud, Munt Amarillis uyt, Gelijk een Diamant in 't midden van het goud, Oft als zy leyt, In bloempjes neêr gespreyt, Zoo is het anders niet, Oft men Flora zelver ziet. Vorige Volgende