[Al mijn zuchjes, en klagten]
Stemme: Amarilli mia bella.
AL mijn zuchjes, en klagten,
Al mijn verdriet en smert,
Al mijn gedachten, in 't minne vuur versmachten,
Als ik uw deur by nachte koom beoogen,
En dat de min my voorzeyd uw gunst te erven,
Daer ik 's nachts om, daer ik 's nachts om, daer ik 's nachts om loop swerven.
II
't Is al vergeefs voor my;
Op hoop van minne, uw wreede hert te winnen;
't Is al vergeefs, op weder-min te hopen,
't Is al vergeefs geloopen;
Vw zoetheyd min ik, uw wreedheyd wil 't niet lijen,
Te Vergeefs dan, te vergeefs dan, te vergeefs dan is 't vrijen.
III.
Lieve Sterren! wiens stralen,
Hoe menigmalen, ik in de nacht loop dwalen;
En sta mijn oogen op 's Hemels blaeuw, wiens venken,
Getuygen mijns liefds lonken,
En zoete wenkjes, gedreven uyt haer oogen,
Die mijn worden, die mijn worden, die mijn worden onttogen.
IV.
Dies mijn leven is sterven,
Nu dat ik derve, en niet en kan ver werven
Vw lieve gunst die 'k dus lang zocht te winnen,
Door mijn getrouwe minne,
En rechte liefde die ik uw heb gedragen,
Maer kan u niet, maer kan u niet, maer kan u niet behagen.
|
|