Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 403] [p. 403] [Door 't verloopen van de tijden] Stem: Phyllis quam Phylander &c. DOor't verloopen van de tijden, Keerd de droefheyd weêr in vreugd; Rozemond, het droevig lijden, Dat ik leed om uw jeugt, Door een zoete Minne-brand, Slaen ik willig van der hand. II. Phyllis was het eerste vonkje, 't VVelk mijn jonge borst ontstak, VVanneer een lieff'lijk lonkje, Vyt hare oogjes brak; Op-gepronkt van de natuur, Met een tintelend gegluur. III. Met twee purper roode Roosjes, Bloeyden 't sneeu wit kaeke-vel; Schaemt-root vermengde bloosjes, Die ik niet vergeten zel, Stonden als een pronk ten thoon, Op uw witte wangetjes schoon. IV. Phyllis, als ik mijn gedachjes, Op ons oude Minne voe; Send ik wel duysend lachjes, Vw lieve oogjes toe; Dat zy zien de vriendelijkheyd, Die daer in mijn hertje leyd. V. 't Oude zal een nieuw verwekken, Phyllis vlecht een Roose-krans; Laet my ten dienst verstrekken, Te leyden aen den dans, Phyllis aen Amynthas hand, Die met vreugd de Meye plant. VI. Voor de pracht van Hoofsche zije, Kies ik nu een Boere pij; Voor Steedze pronkerije, De keurige waerdy, Van de Roofjes, van 't gebloemt, Daer een Herderin op roemd. Vorige Volgende