[Ach zoete min!]
Stemme: Mijntroost, mijn hert,
Gy die mijn bloed,, ja mijn gemoet, geheel door wroet,
Eylaes eylaes! wat voor een smert,
Lijd ik in mijn verliefde hert?
Wat hel,, wat quel, wat innerlijke pijn berooft my alle vreugd;
Door d' oogen van Mevrouw,
II.
Als Was dat leyden smelt,
Door Zonne schijn;, alzoo verdwijn, ik in de pijn,
Ach! in de pijn van minne vlam,
Die my mijn vryigheyt benam,
En vloog,, door 't oog, in mijn verliefde borst waer eerst de min ontsproot,
III.
Mijn Zieltje zucht,, door liefd bevrucht, aenschouwt de lucht.
Met stralen van het sterre licht,
Vertoonende mijns liefs gezicht;
Ik denk, een wenk, die mijn Godin uyt d'Hemel van haer oogjens schiet,
Die men in glans en schijn.
|
|