Eerlycke tytkorting(1634)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio ****v] [fol. ****v] Klinckert. ICk hoor een soet ghejuygh, ick hoor' een levend' schat'ren, En speur' een blijd' ghewoel, dat langhs de hoofden sult, En door't verhemelt rolt, en al de Zale vult, Ick sie hoe al de Jeught weerschoolt in ons Theatren: 't Is om u Spelen Krul, u Spelen die daer klat'ren En klincken van 't Tooneel; dies met Lauw'rieren hult, V al de Juffer-Rey, en Krul, u hooft bekrult: U hooft, daer uyt met drangh de soete Rijmen wat'ren. De Najaden alreed', en Nimphen van het Y Die draghen in haer hooft u Veersen op een ry, En stameren u na, en quelen uwe klachten, Dus wat hier aen u roem ghebleven is ter zy, Dat legg' d'onsterff'lijckheydt in haren Hemel by: Daer al't vergode volck, der Dichters op u wachten. C. V. Vorige Volgende