TIs so waerlijck, als reed'lijck, dat de goet koop niet en bestaet in overvloedige waren voor een kleyne prijs, hy en doet geen voordeel, die een Doetje, om haer goetje neemt, ofte die een soete vaer, oft gorten-telder, om zijn gelt ende goet aenslaet, ofte by de handt neemt, want wat kant baten, datmen veel Appelen om de waerdy van een stuyver weet te koopen, indien sy verrot zijn? Immer soo schadelijck ist datmen Gecken om 't gelt Mint: VVant een Hallef-backen Rijckert laet hem voorstaen dat hy VVijs moet zijn, en in verdoolde VVijsheyt, sal hy alles na sijn sin willen hebben, sijn so wijs als ghy wilt, bewijst een Geck eens dat hy qualijck doet, veel hier van te verhalen is onnodich, de wercken sijn getuygen, die met den Droes gescheept is moeter met over, ende om al sijn Rijckdom, sulje geen wijsheyt te koop vinden, eyndelijck, met verlof geseyt, waerje met malle Luy bent, ghy komter bescheten me uyt, en 't maeckt het spreec-woort waerachtich Uylen broen Uylen, 't is al mal datter van mal komt, somma sommarum, hoe grooter hoop, hoe quader koop.
Mint ghy Molick om sijn goetje;
Vrijt ghy om het gelt een Doetje?
Hoort wat u ghebeuren kan,
Wijse Vrouw, en malle Man:
Wijse Man, en malle Vrouwe,
Die beyd' om het geltje trouwe:
Die en vinden anders niet
Als een huys vol swaer verdriet,
Hy, die 't alles hoort te stieren
Met goe zeden, en manieren,
Dient selfs beter aengheleyt,
Sneghe Vrouw, wat ist u herte,
Sware quel, en droeve smerte,
Dat u wijsheydt niet en kan,
Wijsheydt planten in de Man:
Wijse Man, wat lijdt ghy plaghe
Als een Doetje niet kan draghe
Lasten die sy draghen moet,
Soo verselt u teghenspoet.