NIet schijnter ongesiender in het Minne, dan datter vereeniging soude kunnen geschieden tusschen twee Personen, den een begaeft met overvloet van tijtelijck geluck, gelt, ende goet, niet min met bevallighe gaven des Natuers verrijckt, daer in teghendeel een Ionghman alle dese dervende, niet en heeft als een goet beleydt, sal door 't selfde soo veel te wege brengen, dat hy door een goet beleyt in Liefde, die tot hem sal weten te trecken, aengesien hy sich te voeghen weet na gelegentheyt der saecke, vint hy af-keericheydt in sijn gheliefde, sijn beleyt stelt daer tegen een ootmoedich gevley, blijft sy onbeweghelijck, veynsen is zijn troost, die hem lijf, en leven aen sijn geliefde met hertgrondighe klachten weet te doen op-offeren: dat de gheduericheyt veranderingh schijnt te wercken, ende allenghskens de bedroefde lasten, op haer ten dele wat te laden, het beleydt weet hier sodanige middelen van danckbaerheyt te thoonen, mins gebeden, soo weemoedich uyt te storten, Liefd's bewegingh so blydelijck te loven, dat hy met die selvige het herte van zijn geliefde so weet te bewegen, dat hy in 't ellendichste sijns staets schijnende, op 't aller heughelijckst vertroost, ende verblijdt wert.
Hy die de Rol van Minne speelt,
(Al heeft hem 't luck niet hoogh bedeelt:)
Sal nochtans wel na Hoogheydt sien,
Schoon dat sy van hem schijnt te vlien;
Dan doch (door zijn beleyt) sal hy
Verkrijghen 't luck, met Minnery:
Een Linckert (die de Min verstaet,
En met Mins treecken omme gaet)
Is sober, rijck, en droevich bly,
Waer door hem luckt zijn Vryery:
In 't kort, een wel bedreven quant
Ghebruyckt de Liefde met verstant:
Soo dat hy door sijn kloeck beleyt,
Wint schat, en goet, en oock de Meyt.