Eerlycke tytkorting(1634)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lof-Rympien. Op dit boven-staende Vaersjen. EIEF-HEBBER van APOLS gheslacht Seer Gheestich hebt ghy voortghebracht Een SINNE-BEELDT, ghemaelt op Glas Waer in dat afgheschildert was APOLLO die sijn Rijck besit Waer hem de Kunst-Goddin aenbidt; Dat hy gheen MYDAS, maer haer Lans Met Lauwer vlecht, en gheeft een Krans Tot eer van haer ghewapent hooft, Om dat zy MYDAS heeft berooft Sijn Ezels-lust, en domme kracht Van Varckens aert, en Bocks gheslacht: Wanneer ick eerstmael dit aensach Ick kreegh een vreucht, en gaf een lach; Ick druckten u EMBLEMA in En docht vast in mijn eyghen sin, Dit SINNE-BEELDT is wel ghemaeckt Om dattet menich Ezel raeckt Stil-swijghent sonder spreecken seydt Dit beeldt des Ezels beesticheyt: Gheen Ezel, ofte sijns ghelijck En past (docht ick) APOLLOS Rijck Met dienst te eeren, om een gunst Midts beesticheyt niet voeght by kunst: Hier by kreech ick in mijn ghedacht Wat Ezels aert, wat Bocks gheslacht, Wat slaven (om een handt vol gunst) Rabraecken nu de Eed'le kunst: Dat Eel in Beesticheyt verkeert, Midts d'EZEL nu de kunst Regeert. Jan Harmansz. Krvl. Vorige Volgende