Eerlycke tytkorting(1634)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Klinck-dicht. HEeft oyt de gulde Son by onse eeuw' beschenen Den Amstel of het Y, soo schijnt hy nu ter tijdt: En weer licht met sijn glans, en schiet sijn stralen wijt Op die, die noyt besocht 't Bataefs of 't Griecks Atheenen. Als Krul die Pallas heeft gaen van de Memme speenen Doe sy hem heeft ontfaen, uyt Iupijns breyn gheteelt, 't Gheen steedts gebleken heeft, als sijn jeucht heeft ghedeelt Wt sijn ghewijde Veer, der Musen Hypocrene: Waer van den Y stroom vloeyt, tot Ieucht, in Deuchts vermaeck, Vermidts Apollo schijnt met hem te houden spraeck: Daerom hy d'Nimphjens al, ghebiedt om hem te krullen Een Kranse van Lauw'rier, om 'tIeuchdich hooft te hullen: Ghelijck men heeft wel eer ghedaen die Konst ginck voen, Op dat hy blijven mocht noch langh in Eelen doen. M.I.D. Block. Vorige Volgende