het vermogen van de kunstenaar om illusies te scheppen en dat is goed. Kunst die je niet de illusie geeft dat je iets beleeft is geen kunst. Maar de illusie wordt gebruikt zoals je één been nodig hebt als vast punt: om met het andere te stappen. De illusie van het echte, natuurlijke meisje dat iedereen herkent dient om de illusie op te wekken van iets dat niemand herkent en ook nooit eerder gezien heeft - dáárvoor is dat schilderij gemaakt.
Om dezelfde reden worden er romans geschreven: je vertelt een verhaal, zodanig dat de lezer gelooft wat er staat en doorleest, maar wat je wilt zeggen is iets nieuws. Je lokt de lezer met dingen die hij herkent, dat vindt hij prettig, maar waar 't je om te doen is, is iets dat hij niet herkent. Je vertelt de lezer iets waar hij nog nooit van gehoord heeft: wereld A (lezer) wordt afgebeeld op wereld B (boek) die van A verschilt, zodat A, tenminste als hij er nota van neemt, verschillen gaat van zichzelf.
Het gaat hierbij om iets dat niet bestaat, buiten het boek. En als hij het onthoudt, de lezer, bestaat het ook alleen maar in zijn hoofd. Het vormt geen deel van enige werkelijkheid (daarom heet het ook kunst) en het bestaat bij de gratie van het papier waarop het is meegedeeld. Ik citeer de schilder Dubuffet: ‘Het doel van schilderen is leven te brengen op een oppervlak dat per definitie tweedimensionaal is en zonder diepte. Je verrijkt dit oppervlak niet door te gaan werken met reliëfs of schaduwpartijen; nee, je verkracht het, en maakt het voor gebruik ongeschikt.’
Het gevoel dat je hebt als kunstenaar, overal waar werelden op elkaar gaan lijken en mensen dezelfde dingen gaan zeggen en elkaar zogenaamd begrijpen: dat je moet breken en snijden.
Wie niet breken kan, en snijden, en vernietigen, is geen kunstenaar.