Het vestigt de aandacht op hen.’ Een antwoord dat, ook waar de betrokkene aan zijn eigen roem werkt, juist lijkt: hij wil eenvoudig na zijn dood niet vergeten worden en het is in het bijzonder de functie van de schrijver die, waar hij zich tijdens zijn leven al bij voorkeur richt tot mensen die hij niet kent, zich leent tot continuering. Of zo'n schrijver nu nog leeft of niet, doet er niet eens veel toe: zijn boeken gaan voort met gedrukt te worden, via een proces dat voor en na de dood van de schrijver precies hetzelfde is. En dat verklaart dat onder allen die uit zijn op roem, juist de schrijver mag aannemen dat er met zijn dood niet zoveel verandert voor hem - en dit dan ook aanneemt.
Toen de beroemde Napoleon aan het einde van zijn leven kon terugzien op een mislukt veldheerschap en een mislukt staatsmanschap, vond hij vrede bij de gedachte dat hij Frankrijk tenminste de Code Civil gegeven had. Inderdaad, in de Code Civil is Napoleon blijven voortbestaan, meer dan in een groter of rijker Frankrijk en meer dan in één van zijn ongelukkige nazaten. Napoleon ii, zijn enige zoon, gaf hem geen onsterfelijkheid, de Code Civil wel.
De kracht die leeft in een mens, en het verlangen om zijn leven door te geven aan hen die na hem komen - ik zal de eerste niet zijn die wat dit betreft schrijven en het maken van kinderen over één kam scheert, inclusief de schaamte daaraan verbonden. Maar waar schaam je je voor? Niet voor jezelf, niet voor de ander, maar voor de derde, die er niets mee te maken heeft.
Zo zal een schrijver die verlangt naar roem, maar zich voor dat verlangen schaamt, zich niet schamen voor de boeken die hij schrijft, noch voor het feit dát hij schrijft, noch voor zichzelf, noch voor zijn lezers. Nee, als hij zich schaamt, schaamt hij zich voor al die mensen die zijn boeken niet kennen en voor het in hun ogen niet te loochenen feit dat een oeuvre dat onbekend is de auteur ervan niet beroemd maken kan.