24. Over diepte, schaamte en intimiteit
Over oppervlakte en diepte. Sommige romans zijn oppervlakkig. Daarover hebben we het nooit. Andere romans hebben diepte, maar geen diepte is interessant als je geen maatstaf hebt en geen referentie om te meten hoe diep de wereld is waarin je kijkt: de oppervlakte dus. Je staat aan de rand, je zit in je stoel en alles wat je leest is oppervlakte, maar het komt uit de diepte - als de roman diepte heeft.
Een schrijver die zichzelf beschrijft is, in deze functie, niets anders dan een soort Jacobsladder, een goudmijn, een waterput of een baggermolen, al naar gelang de beoordeling van de lezer: of hij wat hij leest mooi vindt, helder of vies. Zulks ook ter beoordeling van de schrijver overigens, want die is de uitvoerder van het karwei en hij heeft zijn methoden. Hij snijdt en hij weet waar hij snijden moet en hij weet wat hij moet laten zitten. Het belangrijkste criterium dat hij daarbij aanhoudt is niet de waarheid zoals je zou denken, maar de beschrijfbaarheid. Wat hij niet beschrijven kan laat hij zitten en de rest haalt hij naar boven - door het te beschrijven, zo echt en zo eerlijk mogelijk, maar als hij het daarmee toch niet helemaal aan de oppervlakte krijgt, laat hij het vallen en hij verzint er iets voor in de plaats.
De schrijver die dat voor het eerst doet, verzinnen, ervaart dit als een opluchting: het hoeft niet allemaal echt gevoeld te zijn om te overtuigen en ook de zaken die werkelijk gevoeld zijn geeft hij de vleug van het verzinsel mee, en de lezer maar denken dat hij 's schrijvers naakte ziel beschre-