we ermee bedoelen blijft precies hetzelfde.
Iets dat abstract is gedraagt zich anders. Ook een verzameling van uitspraken die zich om iets heen vlijen, maar met het effect dat wat ze beschrijven daardoor verschuift, of zelfs op drift raakt, omdat zo'n abstractie niets anders is dan de verzameling uitspraken waardoor zij beschreven wordt, daar is het nu juist een abstractie voor. Dus elke uitspraak heeft invloed op die abstractie, kan 'm zelfs vernietigen en er voor in de plaats iets anders oproepen.
Hiermee hebben we nu twee types schrijvers gedefinieerd: de concrete schrijver die de wereld om zich heen beschrijft zoals hij die ziet en die uit vrees door zijn personages ter verantwoording te worden geroepen misschien beweren zal dat hij het allemaal verzonnen heeft - en de abstracte schrijver die iets beschrijft dat niet gebeurt en beweert dat dát de waarheid is. Geen van beide types is afzonderlijk interessant, weshalve ze opgaan in een mengvorm: de verteller/denker die a) zijn vertrouwde omgeving beschrijft en b) een abstract heelal beschrijft en beweert, met al dat geschrijf, dat dit hetzelfde is. In die activiteit zijn de rollen omgekeerd: de verteller vertelt de waarheid en het is de denker die verzint. En als de lezer wil begrijpen wat de denker bedoelt dan leest hij alleen maar wat de verteller hem vertelt, dat vult hij gewoon in. De kunst van de schrijver nu bestaat hierin dat hij, de lezer, dat doet.
Daarmee zijn we aangekomen bij de definitie van wat waarheid is. Een bewering is waar, zegt de neo-positivist, als ze een beschrijving is van iets dat zo is. We hebben gezien: voor iets dat bestaat, geldt dit altijd, voor iets dat niet bestaat, geldt het nooit. We moeten blijkbaar bij het besluit om een bewering voor waar te verklaren, ook het oordeel van de lezer betrekken: een bewering is waar als zij overtuigt, een oude retorische wijsheid die de ontoereikendheid aangeeft van bijvoorbeeld de logica met behulp waarvan je moet aantonen dat elke bewering die je gebruikt hebt waar