5. Over de behoefte van een schrijver uit de band te springen. Over ‘ander proza’. Over de functie van een gedicht. Over schoonheid als functie van het toeval
In de vorige paragraaf hebben we gezien dat het schrijven van een verhaal, vóór alles, consistentie vergt en discipline. Het vraagt regelmaat in de meest letterlijke en schoolse betekenis van dat woord. Al die mogelijkheden die zich aandienen! Zonder logica is er niet uit te komen, de zaken moeten kloppen. Als A getrouwd is met B, dan moeten die twee, als ze elkaar op straat tegen komen, elkaar kennen, om maar 's een logisch feit te noemen en als het op verschillende bladzijden over meneer Bakker gaat dan is dat dezelfde meneer Bakker, neem je als lezer aan; en als schrijver houd je er rekening mee dat de lezer dat doet. Je houdt er als schrijver ook rekening mee dat de lezer op blz. 5 begint en vervolgens blz. 6, 7, 8 etc. leest, in die volgorde, en de laatste bladzij het laatst. Ook ben je, als schrijver, geneigd te denken dat de lezer geen enkele bladzij overleest. Je bent, als schrijver van romans, gebonden aan zeer veel regels en dat zal verklaren dat je, aan je bureau, bladzij na bladzij vullend met je geschrijf, wel 's uit de band wilt springen.
Ik heb 't natuurlijk over mezelf; de behoefte om 's ongegeneerd de bladzijden te vullen met tekens, groot en klein en door elkaar, ongeveer zoals een schilder met houtskool werkt. Een roman opzetten in een kwartier en het gevoel hebben daarmee de hele roman te hebben geschreven. Of het omgekeerde: een roman afbreken. Alles wat je geschre- | |
ven hebt in stukken snijden, uitbenen laten uitlekken, uitkoken. Wat je wilt, zowel met 't ene als met 't andere, is een nieuwe vorm van schrijven die sneller is en effectiever vooral, zodat je niet zoveel voor niets schrijft; én je wilt precies het tegengestelde: iets voor niets schrijven. Rotzooi, gore troep, waarbij je alle regels opzij kunt zetten inclusief die van de syntaxis. Wat je wilt is juist geen roman schrijven, maar iets anders, een antiroman, een meta- of een pararoman. Een experiment. Je wilt, daar komt het op neer, weten wat er gebeurt als je geen roman schrijft.
Je hebt schrijvers die geen romans schrijven en ze toch uitgeven. Hun produkten, op de zojuist geschetste wijze ontstaan, noemen ze ‘teksten’, ‘operaties’, ‘romanromans, waar aan het spelelement een belangrijke rol is toebedeeld’, ‘bewustzijnsavonturen’, ‘totaalproza’ of eenvoudig: ‘ander proza’. Gedrukt en uitgegeven. Vaak gesubsidieerd door crm omdat deze teksten etc. door niet erg veel mensen worden gelezen en door nog minder mensen worden gekocht. Hoe komt dat?
Heel simpel. Proza dat anders is, geen echt proza dus, vraagt lezers die anders zijn, geen echte lezers dus. Q.e.d.
Wat zegt de schrijver van ander proza daarvan? Dat weet ik niet. Ik denk dat hij hoopt dat zijn boeken t.z.t. wél gelezen worden. Daartoe is het ‘nodig dat de gewone lezer, die gewoon is gewoon proza te lezen, van die gewoonte wordt bevrijd’. Hoe speel je dat klaar? Nou, met dat andere proza; wie eenmaal ander proza leest, zal nooit meer gewoon proza lezen, etc. - een vierkant van betrekkingen dat ik, als ik psycholoog was, zou betitelen als projectie, of afschuiving.Ga naar eind3
‘Ander proza’. Het kan allemaal veel eenvoudiger. Wat je moet doen, wanneer je als romanschrijver de vrijheid zoekt in het experiment, is doen wat een experimentator hóórt te doen: de omvang van je proeven terugbrengen tot de grootte van de reageerbuis: gedichten schrijven.
| |
In gedichten mag alles; in gedichten is voor elk gedachtenexperiment plaats en in het bijzonder voor experimenten met het gevoel. Tot ongeveer honderd jaar geleden konden we denken dat een gedicht een overblijfsel was van oude, mondeling overgeleverde zangen: metrum, rijm enz. wezen daar op. En nog steeds denken veel mensen dat een gedicht de functie heeft een verkapte zang of jammerklacht te zijn. Maar veel gedichten hebben geen rijm meer, en geen metrum, je kunt ze niet zingen, of zelfs voordragen. Veel gedichten kun je alleen maar zelf lezen. Waarom? Omdat ze romans vervangen. In dezelfde zin als onze andere schrijver dacht dat zijn boek de roman verving, maar dan veel sterker, want op kortere baan, en dus indringender.Ga naar eind4
Het gedicht van vandaag: een complex van gedachten, een complex van gevoelens, een complex gevoel. Kern, kiemcel van wat een nieuwe, effectieve roman zal worden - als je zo'n roman schrijven kunt tenminste. En zo'n gedicht.
|
-
eind3
- Maar ook zonder psychologie gestudeerd te hebben kom je een eind: de fysieke behoefte van de schrijver, soms, aan schoonheid. Want in al haar eenvoud, zonder dit boek eromheen, komt literatuur hier op neer: een beeld, of gedachte, in mooie bewoordingen neerzetten, of oproepen, zodanig dat je zegt wat een mooi beeld is dat, of wat een mooie gedachte. Er zijn wel andere definities en karakteristieken maar laten we, voor de gang van deze redenering, dit gemiddelde aanhouden: literatuur is een mooie tekst met een mooie betekenis. Literatuur is iets dat eerst en vooral mooi is.
Wat is mooi? In mijn essay appi heb ik daarover het volgende geschreven:
‘Zoals een sneeuwkristal ontstaat, zo kunnen er ook beelden in ons hoofd ontstaan - eenvoudig omdat de onderdelen ervan in elkaar passen, een andere oorzaak heeft het niet. Wat past is goed, want dat blijft zitten en wat niet past gaat voorbij. Goed staat dus tegenover iets dat er niet is. Alles is goed, of zo goed mogelijk.
Als iets in elkaar past, dan is dat meestal nuttig. Je gebruikt iets dat in elkaar past meestal om daarna andere dingen in elkaar te laten passen: daardoor wordt het eerste onmisbaar ten opzichte van het tweede, dat eerste noemen we dan nuttig.
Dit is wat er in ons hoofd gebeurt, als we om ons heen kijken of nadenken over iets, totdat er iets in elkaar past - ongeveer zoals de onderdelen van een kristal in elkaar passen. Intussen is het niet zo dat in ons hoofd, hoe helder het ook is, dingen als kristallen bestaan. Veel eerder lijkt het op bijvoorbeeld overgekookte melk, een harde bruine korst. Ook die korst is iets dat in elkaar past. Anders was hij niet ontstaan.
Mooi is iets dat in elkaar past en dat niet nuttig is.
Mooi is dus de rand van wat goed is. Dit kan worden weergegeven met de volgende figuur:
Dit is een schema van drie op elkaar volgende waarnemingen die, omdat ze op dezelfde plaats zijn terechtgekomen, op elkaar zijn gestapeld.
Als de eerste waarneming een andere was geweest, had het tweede beeld nooit waargenomen kunnen worden en het derde ook niet, dat waren dan andere waarnemingen geweest. Omdat het eerste beeld wel is waargenomen, kon het tweede beeld ook worden waargenomen, want het paste op het eerste. Dit geeft de waarnemer een prettig gevoel. Hij geniet van het tweede beeld. Hij vindt het een mooi beeld.
En dan komt het derde beeld, dat past weer precies op het tweede. Het derde beeld is ook mooi. Het tweede niet meer. Dat is verborgen. Dat zie je niet meer en wat je niet ziet kun je niet mooi vinden.’
Dezelfde definitie laat zien dat wat mooi is ook diepte heeft, want daar komt het uit voort; een andere diepte geeft een andere oppervlakte. Elke diepte heeft zijn structuur, in de vorm van lagen. Je kunt aan de beweging van de oppervlakte zien, hoe diep de lagen liggen en hoe ze zich naar boven toe meedelen, en pas dan is die oppervlakte echt boeiend. Dit geldt voor elk mooi schilderij, en voor alle mooie muziek, en het geldt ook voor elk mooi gedicht, alleen daar treedt, wat onze definities betreft, een complicatie op: in een gedicht heb je te maken met woorden, die liggen aan de oppervlakte (want je kunt ze lezen), maar ook met de betekenis van die woorden en die ligt ook aan de oppervlakte, want je kunt ze begrijpen. Je hebt dus bij literatuur, veel meer dan bij enige andere kunst, een tweeledige oppervlakte, die van de vorm, de afbeelding, en die van de inhoud = de voorstelling die je ervan maakt, en elk van die oppervlaktes heeft zijn eigen diepte. Dat verklaart het ‘moeilijke’ van literatuur.
Er is nog iets. We hebben bij het opzetten van ons modelletje, met die lagen, aangenomen dat de onderste lagen er het eerst waren en dat de bovenste laag pas het laatst ontstaat, zo gebeurt dat namelijk in de werkelijkheid. In de kunst wordt deze volgorde omgekeerd, daar begint men vaak aan de oppervlakte, om vervolgens te proberen hier diepte aan te geven, of op z'n minst een suggestie van diepte. Die suggestie is des te geloofwaardiger, of echter, naarmate die lagen daar in werkelijkheid zo zouden hebben kunnen liggen, dus een afbeelding zijn van het gewone leven.
Kunst is: beginnen met het eindprodukt. Deze constructie verklaart het eenmalige, het worpachtige karakter van iets dat mooi is, en verklaart ook waarom een kunstenaar, in zijn werk, zich nog wel 's wil laten leiden door het toeval. Er is geen kunstenaar die niet ervaren heeft dat zijn mooiste scheppingen hun bestaan te danken hebben aan wat hij op een moment toevallig bij de hand had. Er zijn kunstenaars die van dit toeval hun techniek maken. Er zijn zelfs kunstwerken die geheel en al hun bestaan aan het toeval danken. De meeste van deze werken zul je in de beeldende kunst vinden. In de literatuur is het aantal voorbeelden van toevalskunst veel kleiner. We weten nu hoe dat komt. Je laat het toeval regeren en je kiest uit alle mogelijke oppervlaktes díe oppervlakte die de meeste diepte heeft. In de muziek en de schilderkunst is dat minder een probleem dan in de literatuur waar we, zoals we zagen, te maken hebben met twee oppervlaktes. Deze oppervlaktes zijn in elkaar verenigd, maar de respectieve dieptes eronder zijn verschillend. Het is dus erg moeilijk om uit de voorhanden mogelijkheden een keus te maken die bevalt, want het is maar zelden dat beide dieptes tegelijk interessant zijn. Wat je dus vaak ziet, in de literatuur, als de dichter zich bedient van toeval, is het volgende procédé: hij laat zich in de keuze van zijn woorden leiden door associaties, of invallen. Elk woord is meteen de uiting van twee dieptes, wat de onbegrijpelijkheid bevordert en de suggestie van een gezamenlijke diepte (2 × zo diep) vergroot. Het is op dit principe dat veel ‘moderne’ of laten we zeggen experimentele literatuur is gebaseerd. Het mag nu duidelijk zijn waarom dit soort literatuur, dat van alle genres het makkelijkste is, - o, paradox! - altijd mislukt: omdat de schrijver blijft vasthouden aan het idee dat de teksten die hij afzonderlijk genereert, samen iets betekenen...
Hoe vaak heb ik het zelf niet geprobeerd. Een roman schrijven door in een woordenboek te prikken, een gedicht in de vorm van een telstrook, een roman in de vorm van een symfonie, een gedicht in de vorm van zeven zegels, een roman in de vorm van een proefschrift, of leerboek, of seksblaadje, een roman in de vorm van een taart, een roman waarvan de vorm bepaald wordt door een formule, een roman in de vorm van een wedstrijd, een roman in de vorm van een gedicht, een roman in de vorm van een determineertabel, een n-dimensionale romanGa naar eind18, een roman in kleur, een roman in wit... wat de kleur is van papier en een goed begin voor iemand die een roman wil schrijven: een roman die de vorm krijgt van een roman.
-
eind18
- Mijn droom om daar waar een roman zich vertakt in diverse mogelijkheden, deze ook allemaal te beschrijven, mag dan niet te verwezenlijken zijn - graag zie ik, als ik lees, aan het lineair verlopende verhaal allerlei zijtakken van mogelijkheden die geen werkelijkheid werden in het verhaal, maar wel beschreven zijn. Zoals je lezen kunt in de determineertabel van het Vogelboekje van Thijsse:
132
a. Staart zeer lang, als romp zelve
Kwikstaartje
b. Staart niet bijzonder lang
133
133
a. Rechte, gele snavel, vederkleed metaal glanzend zwart, met witte en bruine spikkels, poten bruinrood
Spreeuw
b. Geen spreeuw
134
134
a. Op de vleugels zwart met wit, op de kop een rode vlek
Kleine Specht
b. Geen specht
135
De eerste uitspraak wordt telkens herroepen, doordat de tweede, daaraan tegengesteld, geldt.
-
eind4
- Soms, in bepaalde kernpassages, zie je dat de romanschrijver heeft toegegeven aan de verleiding op poëzie over te gaan. Staat er opeens een vers in zijn tekst. Voor de romanschrijver is het eigenlijk een capitulatie, vooral als het vers van hemzelf is. Het uiterste wat je je als romancier kunt toestaan is: tussen de tekst van het proza een terloopse dichtregel; die schiet jou op dat moment te binnen, zonder vermelding van de auteur, maar je zet 'm natuurlijk wel tussen aanhalingstekens, ook als de regel van jezelf is.
Soms gebruik je geen aanhalingstekens: als de regel van jezelf is en het is gewoon proza. In dat geval heb je het hoogste bereikt wat je als romancier bereiken kunt. Je hebt een zwakke bladzij vervangen door een sterke regel. Het gevoel dat je daarbij hebt: alsof je textiel dat dreigt te scheuren met een paar steken bij elkaar trekt.
|