iets dat krijg je niet, zoals velen denken, door je geboorte, maar recht dat verdien je door je gedrag.
En zo loop ik door Groningen, de stad die ik uit mijn hoofd ken. Groningen? Steek ik in mijn zak. De mensen? Ik ken ze alle. Ik spreek hun taal. Erg nuttig, al is die taal niet erg nauwkeurig. Je komt er niet helemaal achter wat ze bedoelen of ermee willen uitdrukken, en als het ze een keer duidelijk over de lippen komt, komt er gelijk een lachje achteraan. Een half, wat moeilijk lachje dat aangeeft dat hetgeen net gezegd is misschien niet waar is.
Ik zeg Groningen, maar ik heb het ook in Den Haag gehoord dat lachje en in New Orleans en in de Andes, je hoort het over de hele wereld: mensen die veel meer weten dan ze vertellen en daarom loop ik weer op de Vismarkt, zie de mensen als schaduwen, omdat ze voor de zon langs lopen, scharrelen met hun boodschappen tussen de gouden daken van hun auto's, volle tassen omdat het vrijdag is. Vroeger was het zaterdag en was ik, om het allemaal te zien, om het voor de duizendste keer te zien, op de fiets. Nu loop ik met de autosleuteltjes in de zak en ik zie het net zo goed en ik zie dat het nog niet veranderd is en dat het ook in honderd jaar nog niet erg veranderd zal zijn, en daarom: beschrijven, besturen, dat zal mijn vak zijn. Beschrijven wat die mensen beweegt, waarom ze doen wat ze doen en waarom ze zoveel dingen die goed voor ze zijn, niet doen. Al die dingen op een rijtje zetten. Elk mens beschrijven als een serie waarin alles een beurt krijgt, zodat ieder mens op elk ogenblik van de dag weet wat zijn waarde is en wat hij daarvoor krijgen kan.