Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] H.A. Spandaw Welkomstgroet aan mijn jongste zoon (geboren op de 16 november 1813, even voor de komst der eerste Russische krijgslieden) Welkom, welkom, dierbaar knaapje! Welkom teder huwelijkspand! Welkom, vrijgeboren burger van 't verloste vaderland! Onder de eerste vrijheidstonen heeft uw moeder u gebaard en ik vraagde niet angstvallig of ge een jonge of meisje waart. Neen! Natuur herneemt haar rechten, en het minnend ouderhart mag een zoon weer welkom heten! Zijn geboorte wekt geen smart; Neen! hij wordt uit moeders armen door geen woeste drom gescheurd, door geen huurling van de dwingland wreed ter slachtbank heen gesleurd; Moeder! neen! 't is voor geen vreemde dat uw tedere borst hem voedt, moet hij strijden... o! voor Neêrland stroomt zijn edel Neêrlands bloed! Juich dan, moeder! en verhef u, vrije, lang verdrukte geest! Komt gij allen, dierbre kindren! Viert met mij dit dubbel feest! 't Feest der vrijheid en verlossing, 't feest der liefde en huwelijksmin! Stijge omhoog de reine lofzang van een dankbaar huisgezin! Komt, gij broertjes! zusje! schaart u [pagina 132] [p. 132] om de kleine lievling rond! Vaders harte klopt van wellust op deez' onvergeetbre stond. Knielt hier bij het wiegje neder!... Maar wat hoor ik? welk gerucht! Welk een woeling! welk een jubel! 't hoera! rolt reeds door de lucht: 't zijn des Wolga's eedle helden! Hoort de blijde welkomstgroet! Ziet, het volk stroomt opgetogen zijn verlossers tegemoet! Hoort! het vivat Alexander! klinkt uit alter ruime borst! Knielt, mijn kindren! smeekt de Alvader voor die zegenrijke vorst! Dankt hem met mij voor de wondren die zijn goedheid heeft verricht! Alexander hreekt de kluisters en hij schept een heerlijk licht! De verlichte Gauler bracht ons krijg en woeste slavernij; De onbeschaafde Rus brengt vrede, hij maakt weer de wereld vrij! 't Zuiden broeide grauwe neevlen, met verderf en pest belaân; 't noorden zuivert onze dampkring, en de orkaan brengt zegen aan. Zoveel wonderen! laat ons juichen! dat ons hart van vreugde beve! Juich, mijn gade! juicht, mijn kindren! stamelt: Alexander leve! Knapen! ja, nu moogt ge juichen! dikwerf zuchtte ik om uw lot, dikwerf slaakte ik luide klachten [pagina 133] [p. 133] en ik morde tegen God, zag ik uw gespierde leden, steunsels van de dwinglandij; Nog een knaap! - nu mag ik juichen! nu zijn al mijn zonen vrij! Schrei niet, kleine! neen, verheug ons door een lachje, door een zoen! Schrikt mama? hij zoveel wondren mag Natuur een wonder doen! Zie nu, vrijgeboren burger, fier op uwe broertjes neer! Zij toch zijn geboren slaven; gij brengt hun de vrijheid weer! Welkom, welkom, heilaanbrenger! dubbel welkom in dit uur! Moeders blijdschap, vaders glorie, kleine lievling der Natuur! Ja! mij is een zoon geboren! 'k juich verrukt in zijn bestaan: deze dag is allen heilig; zijne komst brengt zegen aan. Leef en groei, mijn teder knaapje! Leef, tot uwer oudren vreugd! Wees rechtschapen, wees rechtvaardig! Wees een vriend van recht en deugd! Leeft en groeit, mijn viertal knapen! allen - allen zijt ge vrij! Erft de haat van uwe vader tegen snode dwinglandij! Erft de liefde van uw vader voor het dierbaar vaderland! Offert goed en bloed en leven voor dat onwaardeerbaar pand! Juicht nu! neen! gij zijt geen slaven, [pagina 134] [p. 134] niet met ketenen belaân; Deze dag verbrak uw boeien, bracht ons dubble zegen aan: Vrijheid en een vrije burger! Ja, de hoop verheft ons hart; gistren zonk de dag van schande, van verguizing, smaad en smart; heden rees in gloeiend purper de ochtend van geluk en vreugd; 'k zie mijn vaderland herboren, bloeiend in een frisse jeugd; 'k zie reeds hoe de nacht van jammren voor het rijzend licht verdwijnt, dat met nooit gekende luister door het dunne wolkfloers schijnt; 'k zie de glorie; 'k zie de welvaart; - God! neen! ik misleid mij niet! 'k Zie reeds vrijheid, vrede en eendracht, en... oranje in 't blij verschiet! Vorige Volgende