Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende L. Rietberg Op mijn tachtigjarige notenboom Wees gegroet, o achtbaar sieraad van mijn nederige tuin! Meer dan tachtig winters zweefden over uw eerwaarde kruin. 'k Zag u vaak door storm geteisterd; maar gij stond onwrikbaar pal, middenin de nacht des onweers, bij de hardste donderknal.- Treflijk beeld van mannengrootheid! van onwrikbre sterkte en kracht; reeds omschaûwde uw jeugdig lover 't afgestorven voorgeslacht en wellicht spreidt gij uw takken nog met de eigen stoutheid uit als ook ons de holle lijkbus in haar enge schoot besluit... Doch uw forse stam en takken, waar gij 't buldrend weer mee tart, boeien niet alléén mijn aandacht, treffen niet alléén mijn hart. Neen! gij zijt in alle delen 't beeld van een rechtschapen man, die op sterk gespierde schouders 't wicht van 't noodlot torsen kan; en ook tevens van de zegen die hij eens van God ontving ruim en mild zal mededelen aan zijn medesterveling. Toch beschut gij voor het noorden 't zwakker struik- en vruchtgewas. Roos en duizendschonen bloeien om uw stam in 't klavergras. En, wanneer de lieve lente 't aardrijk uit zijn sluimer wekt en het veld met madeliefjes en viooltjes overdekt, dan verschuilt zich in uw lommer menig zangrig huisgezin. Menig helder fluitend gaaike zingt er zijn geluk en min. [pagina 114] [p. 114] Gij vertroost de droeve tortel, wie haar weerhelft is ontscheurd en bij 't somber schijnend maanlicht op uw groene takken treurt. Gij omgeeft ook met uw schaduw soms mijn landelijke dis, als, bij 't zomerzonnebranden, 't luchtgestel zo drukkend is; of wanneer een aantal vrienden uit de stad mij blij verrast, en de wijn met ruime stromen in de heldre bekers plast; waar het lied der guile vreugde langs de stille akker klinkt, en uit ieders oog de oprechtheid als met sterrenluister blinkt; dan dekt vaak uw loofrijk afdak de vertrouwelijke kring, O! te ras vervlogen uren! zalige herinnering!... Dat de stormwind nooit u schade! grijze aartsvader van mijn woud! Wee de hand die voor uw sterven u meedoogloos nederhouwt! Groei en bloei nog lange jaren! en omschaûw mijn stille kluis! Dat nog lang het avondkoeltje door uw ruisend lover suiz'! En zo eens mijn koud gebeente nederzinkt in 't eenzaam graf, schenk mijn vrienden dan 't genoegen dat mij eens uw schaduw gaf! Vorige Volgende