Huiselijke poëzie
(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
't is of zij al 't geschapen',
na 't waken, nu te slapen-
na 't zwoegen, nu ter ruste leit.
Daar staat de maan gerezen.
Zij schijnt maar half te wezen:
toch is zij 't waarlijk niet.
Zo is er meer daarboven
dat dwazen niet geloven,
omdat geen sterflijk oog het ziet.
Och, ingebeelde wijzen,
wij blonden en wij grijzen,
wij weten bitter min!
Wij knutslen wat en spelen,
en timmren luchtkastelen,
maar zien geen hoger dingen in.
God, leer op U ons bouwen,
geen eigenwaan vertrouwen,
die deerlijk ons verblindt.
O leer ons ingetogen
hier wandlen voor uw ogen,
zoals het blij en schuldloos kind.
En heeft ons uur geslagen,
laat ons geen doodsangst knagen,
na 't onberouwd genot;
en zijn wij weggenomen,
o, laat ons bij U komen,
gij goede, wijze, lieve God!
Legt, broeders! legs nu weder
het hoofd in Godsnaam neder:
| |
[pagina 116]
| |
te koel wordt damp en rook.
God! wees ons schild en wapen,
en laat ons rustig slapen,
en onze kranke buurman ook.
|
|