Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] L. Rietberg Een gure herfstdag op het land De noordstorm giert, de winden blazen en huilen om mijn venster heen. De hagel klettert op de glazen en smijt mijn bloemperk ondereen. 't Onstuimig zwerk giet regenstromen op bijna bladerloze bomen en dorrend gras in plassen neer. Een huivring rilt mij door de leden en ach! de landbekoorlijkheden bestaan op 't eenzaam veld niet meer. Een enkle raaf, wier aaklig krassen een onheilbarend lot voorspelt, paart haar geluid aan 't hondenbassen, dat treurig galmt langs 't heideveld. Droefgeestigheid met bleke wangen heeft Flora op de troon vervangen; zij ruist door 't afgevallen blad en ongenood komt ze allerwegen ons in de dorre boomgaard tegen, waar korts Pomoon haar zetel had. Waar zijt ge, o voorjaar! heengevloden? Gij die met bloesems rijkversierd ons op uw lentefeest kwam noden, waar 't gulle landvolk hoogtij viert. De takken die gij deed ontluiken zie 'k bladerloos naar de aarde duiken: zij tonen kracht noch leven meer.- O leerzaam beeld van 't menslijk leven! ook wij, wij worden, zijn, en - sneven, en 's aardrijks schoot ontvangt ons weer. [pagina 110] [p. 110] Welaan! de regen dan ontdoken in 't stil en needrig buitenhuis! En 't schielijk vlammend rijs ontstoken in mijn verlaten boekenkluis! Hier kan ik bij mijn oude vrinden een zoet en nut gezelschap vinden; hier wacht mij voedsel voor de geest; hier, bij mijn vuurtje en bij mijn boeken, komt vaak mijn zangster mij bezoeken, en dan, dan vier ik dubbel feest. Vrij waai' de wind dan door het lover! Vrij stroom' de lucht in plassen neer! 'k Geef aan der Muzen wenk mij over, en 'k hoor geen storm of regen meer. Een ander moog, bij stadsvermaken, mijn eenzaamheid en stilte laken; 'k leef zorgeloos en weltevreên; 'k begeer geen roem en titels tevens, maar eenmaal van 't toneel des levens als nuttig speler af te treên. Vorige Volgende