Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende J.L. Nierstrasz jr. Bidden Wat is leven zonder knielen? Aadmen zonder biddend hart? Hoger zin - en geestvernielen; sterven aan de wond der smart. Zielloos kwijnt de levensader wie niet smacht naar geestgenot; zalig al wat leeft in God! Zaligst wie Hem bidt als Vader! Zaligst, die met blank gemoed voor zijn troon ligt neergebogen; of 't met schaamte en schuld in de ogen en een hart vol ootmoet doet. O hoe boeit uw heil mijn zangen, Godgetrouwe! die in 't prangen van de smart Hem aan bleef hangen [pagina 91] [p. 91] en, de nood in 't schreiend oog, 't hoofd nog biddend beurde omhoog; die in al uw levensdagen nooit de voet hebt uitgezet, nooit een enkle stap wou wagen, voor u de Almacht op te dragen in het stamelend gebed; die, uw weg ten eind gelopen, met de blik op beter wijk, van geen stervling u gelijk zielentroost hoefde in te kopen; die bij 't naadren van de nood, bij het dreigen van de dood nog de moegeschemerde ogen biddend ophief tot den hoge; en met bleekbestorven mond nog de reinste harpakkoorden, in de laatste stervenswoorden, in het ‘amen’ opwaarts zond. Uit de warrelklomp getogen, overvloeid van hemels licht lag voor 't heilig aangezicht 't beeld der Godheid neergebogen met een gloeiend lofgedicht; en het heer van englen paarde 't driemaal heilig! God gericht, aan de jubeltoon der aarde! Maar een hoger loflied klonk, schoner, grootser schouwspel blonk, toen de Zoon der Godheid daalde en de glans die Hem omstraalde en de troon des lichts vergat, en op aarde knielde en bad! - [pagina 92] [p. 92] Heel de Schepping kreeg een waarde die zij nooit voorheen bezat: Jezus Christus kwam op aarde, knielde in ootmoed neer en bad! Englen daalden - englen stegen, en de serafijnen zwegen - Jezus Christus knielde en bad! Heilig mij die tempelkoren waar de mensheid knielt en juicht en haar lofzang luid doet horen; waar de grijze bidt en buigt en de hoogste zetel nadert en zich moed en kracht vergadert, zich bevredigt met zijn lot en om ruste vraagt bij God! Waar, ontrukt aan 't aards gewemel, zich de moeder biddend keert en het knaapje bidden leert: ‘Onze Vader in de hemel!’ waar de vader en de zoon beiden één belang bedoelen en dezelfde zegen voelen, die er afdaalt van Gods troon! Waar zich rijk en arm verzamelt en de lof der Godheid stamelt, instemt in het pelgrimslied: ‘Hierbeneden is het niet!’ Lieve, teerbeminde gade! 't Zij wij juichen in ons lot, 't zij de ramp zich op ons lade, zien wij biddend op tot God! Lieve! die mij de aardse zorgen [pagina 93] [p. 93] wegdrijft met een lachend oog! Beuren we elke levensmorgen vurig hart en hand omhoog! 't Is de vlam van hoger leven die de zucht naar God bezielt; 't is de hemel tegenzweven als de mens in ootmoed knielt! 't Is een innig zelfbeseffen van een hoogverheven stam die uit God zijn oorsprong nam en tot Hem zich mag verheffen! Bidden dat verhoren wacht, zulk een bidden staaft op aarde mensenadel, mensenwaarde! O wij zijn van Gods geslacht! Kniel dan hopend, kniel dan blijde, kniel met zielrust aan mijn zijde! Buig en bid en stamel nu; bid voor mij, ik bid voor u! Als ons alles zal ontzinken zal die troost ons tegenblinken; dat geen zucht ooit ga teloor! Kom, ik ga u biddend voor: ‘Wie zich aardse roem vergader’, God van liefde! God van macht! ons geen rijkdom, ons geen pracht, maar een vreedzaam leven, Vader! en een doodsbed kalm en zacht!’ Vorige Volgende