Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] H. van Loghem jr. De slaapkamer Wijfje! leggen we ons te ruste, want het dagwerk is volbracht; elke van de kleinen kuste ons reeds kozend goedenacht; 't heeft zich reeds in slaap gezogen, 't kleinste, dat aanvallig wicht; en met half geloken ogen is 't een engel die daar ligt. Kom te ruste, moe van 't sloven; dierbre! leg de zorgen af: God bewaakt toch van hierboven wat zo mild Zijn liefde ons gaf. 't Oog ten Hemel eerst geslagen, uitgestort ons vol gemoed en die Vader opgedragen 't beste van ons aardse goed. Sluimer zachtjes in uw wiegje, zuigling! tot de morgen voort; word door 't gonzen van geen vliegje of eens mugjes beet gestoord. 't Zou een schrik door 't hart haar jagen die bij elke ritsling beeft, 't ogensluiten nauw durft wagen, rustend luistrende oren heeft. Andren moge ze ook bekoren, weelde die niet vergenoegd, ging die ganse dag verloren, nog de nacht bij 't brassen voegt: [pagina 90] [p. 90] lieve! met die huwlijksloten om het koestrend bed geschaard ruil ik met geen wereldgroten, is geen pracht me een zuchtje waard. Kom dan, dierbre! nu de zorgen op de peluw afgelegd: dat ze ontwaken met de morgen, zweven door de tuin van de echt. 't Blozend knaapje zal u wekken: ‘Moeder!’ stamelt dan de guit en zijn mollige armpjes strekken zich al naar uw boezem uit. Vorige Volgende