| |
| |
| |
| |
| |
Steeds verder van huis
De focus van een opgroeiend kind richt zich, naarmate het ouder wordt, steeds verder weg van de eigen vertrouwde omgeving. Voor babies en peuters is de persoon die voor ze zorgt de belangrijkste persoon.
Meestal is dat de moeder. Naarmate het kind ouder wordt, krijgt het ook diep persoonlijke banden met de andere gezinsleden. Het gezin is het centrum van het leven van een kind tot ongeveer 12 jaar. Daarnaast brengen kinderen vanaf 4 jaar ook veel tijd door op school. In de adolescentiefase zien we dat de emotionele banden met leeftijdsgenoten steeds belangrijker worden. De jongere wil zijn vrije tijd steeds meer buitenshuis doorbrengen.
Steeds groter wordende sociale wereld van het opgroeiende kind
| |
De betekenis van de groep leeftijdsgenoten
Groot worden betekent dat je je losmaakt van het gezin waarin je bent opgegroeid om uiteindelijk een eigen gezin te vormen. Met het kiezen van vrienden buiten de familiekring neemt de jonge adolescent de eerste stappen voor het vormen van een eigen leefkring, wat uiteindelijk één van de doelen van de opvoeding is. De jonge adolescent heeft echter nog een lange weg te gaan voordat het zover is dat hij, als volwassen persoon, een eigen familie kan vormen.
De groep van leeftijdsgenoten speelt een belangrijke rol in dit proces.
De groep heeft de volgende functies:
1. | In de groep kan de jongere zichzelf in lichamelijk, intellectueel, emotioneel en sociaal opzicht vergelijken met de anderen. Dit is belangrijk, omdat het kind veel verandert als hij in de adolescentiefase komt. In de groep ziet hij dat de andere jongeren ongeveer dezelfde veranderingen doormaken. |
2. | In de groep leert de jongere zelfstandig relaties aangaan met anderen buiten de familiekring. Dit is een belangrijke sociale vaardigheid in het maatschappelijk leven. |
3. | De groep biedt de jongere een omgeving waarbij het zich kan losmaken van de waarden, normen en regels van de ouders en eigen waarden, normen en leefregels kan ontwikkelen. In het volwassen leven zijn er veel momenten waarbij hij zelfstandig beslissingen moet nemen. Geloof in eigen waarden en normen helpen bij het nemen van beslissingen. |
4. | De groep geeft emotionele ondersteuning. Als de adolescent het moeilijk heeft, kan hij in de groep, waar grapjes worden gemaakt, samen leuke dingen worden gedaan en soms zelfs intieme gesprekken gevoerd, zijn problemen even vergeten. |
| |
| |
5. | In de groep kan de adolescent belangrijke sociale waarden leren, zoals solidariteit, kameraadschap, groepsverbondenheid en gezonde competitie met andere groepen. |
6. | De groep kan de adolescent helpen met het stabiliseren van zijn zelfbeeld. |
De formatie van groepen verloopt volgens een bepaald patroon:
In de voorfase (ongeveer 11/12 jarigen) zien we losse vriendschappen met leeftijdsgenoten van dezelfde sekse. Meisjes hebben een beste vriendin en jongens een beste vriend.
Daarna krijgen we de fase (13/14 jaar) van de meisjes- of jongensgroep. De groep is groter en de groepsleden zijn van dezelfde sekse. Er is een leider te herkennen in de groepen.
Rond 15/16 jaar krijgen we de gemengde groep. Er is wederzijdse aantrekkingskracht tussen jongens en meisjes en de groepen uit de vorige fase vormen nieuwe, heterogene groepen. Er zijn leidersfiguren die initiatieven nemen en de besluitvorming beïnvloeden. De leider wordt ondersteund door actieve groepsleden die helpen de plannen van de leider uit te voeren. Er zijn ook passieve groepsleden, die zo een beetje meelopen met de rest. Vooral de leiders en actieve leden gaan vriendschappen aan met leden van de andere sekse in de groep.
Vanaf 16/17 jaar valt de groep uit elkaar. Paartjes verlaten de groep om hun eigen relatie te versterken. De andere vriendschappen worden minder hecht.
| |
Jongerenleefstijl
Adolescenten van ongeveer dezelfde leeftijd, die regelmatig met elkaar optrekken, vormen samen een peergroup (‘peer’ betekent in het Engels ‘gelijke’). In de vorige paragraaf is reeds aangegeven hoe belangrijk deze peergroup is voor de adolescent.
Peergroups worden vaak gevormd op basis van sociaal-maatschappelijke ordening. De jongeren zijn meestal van een zelfde buurt. De gezinnen waaruit ze komen zijn van dezelfde inkomensgroep. Vaak zijn ze ook van dezelfde etniciteit en hebben dezelfde religieuze achtergrond. Er zijn ook peergroups van jongeren die dezelfde interesse hebben, bijvoorbeeld een sportgroep of een muziekgroep. De peergroups onderscheiden zich van andere groepen in de maatschappij door een eigen leefstijl. Dit komt tot uiting in uiterlijk, taalgebruik, vrijetijdsbesteding, en dergelijke. In Suriname zien we bijvoorbeeld dat jongeren een bepaald soort kleding dragen, naar een bepaald type muziek luisteren, bepaalde evenementen bezoeken. Jongeren van tegenwoordig beste- | |
| |
den in hun vrije tijd veel aandacht aan televisiekijken, naar muziek luisteren en telefoneren/smsen.
Gracita 14 jaar:
Ik zou graag willen uitgaan met vrienden zoals velen van mijn vrienden dat doen en ik zou graag een mobiel willen (grootste wens).
Naast een meer algemene jongerenleefstijl kunnen jeugdgroepen een eigen karakter hebben waarmee ze zich onderscheiden van andere groepen. Soms komt dit tot uiting in een materiële vorm, bijvoorbeeld een aparte kledingwijze of een product dat elk groepslid bezit (bv. motorfiets).
| |
Acceptatie door de groep
Vriendschap is de belangrijkste sociale band voor adolescenten. Afwijzing door leeftijdsgenoten ligt heel gevoelig bij jongeren. Als ze geen aansluiting vinden bij een groep, gaan ze twijfelen aan hun eigenwaarde twijfelen en worden onzeker.
Jongeren letten op:
- | Uiterlijk. Het uiterlijk is erg belangrijk voor adolescenten. Adolescenten die het gevoel hebben niet aan de, in de groep geldende, schoonheidsnormen te voldoen, kunnen erg onzeker worden. Ook wanneer er sprake is van een late hormonale ontwikkeling en het kind in fysieke ontwikkeling achterblijft bij leeftijdsgenoten kan dit voor een lage eigenwaarde zorgen. |
- | Wat heb je? Als de adolescent niet over de door de jeugdcultuur voorgeschreven nieuwste snufjes (mode, electronica, vervoer) beschikt, kan dat het gevoel van eigenwaarde schaden. Ook worden
|
| |
| |
| adolescenten zich bewust van hun woonomgeving. Jongeren uit een volksbuurt vinden moeilijk aansluiting bij groepen uit een elitebuurt. Jongeren van een bepaalde peergroup wonen meestal in dezelfde buurt. Als de buurt een slechte naam heeft in de maatschappij, kan het dat de groepen uit die buurt zich niet geaccepteerd voelen. De lage zelfwaardering kan dan voor de groep als geheel gelden. Deze groepen worden meestal als probleemgroepen gezien. |
- | Etniciteit en religie. Adolescenten worden zich bewust van de etnische en religieuze groep waartoe zij behoren. Het is soms moeilijk om geaccepteerd te worden in een groep van jongeren met een andere etniciteit of religie. |
Adolescenten die bij een bepaalde groep willen horen, maar niet geac-cepteerd worden, kunnen zich minderwaardig voelen. Typische ado-lescenten-problemen die hiermee te maken hebben zijn:
- | Eetstoornissen (anorexia, boulimia). Dit komt vooral voor bij meisjes die teveel of te weinig eten om te voldoen aan het ‘vereiste’ uiterlijke schoonheidsideaal |
- | Gebruik van alcohol en drugs om bij de groep te horen. |
- | Seksuele activiteiten om bij de groep te horen, ondanks dat men er niet klaar voor is. |
Jacintha 15 jaar:
Mijn ouders of m'n moeder dan is veels te voorzichtig met mij, omdat ik een meisje ben en ze is bang dat ik met vriend en dat soort dingens ga beginnen. M'n moeder denkt dat ik jongens ga ontmoeten, als ik ergens uitga. Dat is helemaal niet waar en dan worden we boos.
Dit soort problemen overschaduwt de rol die de groep kan spelen in het vormingsproces van de adolescent tot volwassene. De jongere kan van groepsgenoten zeker ook positieve stimulansen krijgen om bijvoorbeeld door te zetten, om na te denken over zichzelf en zijn situatie. In de groep van leeftijdgenoten kan zich iemand bevinden die als rolmodel richting geeft bij het nemen van rationele en ethische beslissingen. Ouders en andere opvoeders kunnen helpen om de groep op een positieve manier te laten functioneren.
De invloed van ouders is in deze periode vaak groter dan ze denken. Al trekken de jongeren in de adolescentiefase naar hun vrienden, de ou-ders blijven voor hen de belangrijkste personen.
Kendy 18 jaar:
Mijn moeder, vader en vriendin zijn de belangrijkste personen in mijn leven.
Mahes 13 jaar:
Mijn moeder, vader en zusters zijn erg belangrijk voor mij.
Naomi 15 jaar:
Mijn moeder ♥ is het belangrijkste voor mij.
| |
Ouderen en jongeren
Ouders/opvoeders lijken vaak verrast te worden door het veranderende gedrag van hun kind in de adolescentiefase. Ze begrijpen hun kind niet meer, worden boos en streng. De jongeren vinden dat onpret-tig en zo ontstaan en spanningen. Wat is er eigenlijk aan de hand?
| De opvoeders hebben het gevoel dat zij de controle over hun kind verliezen. Dit is in feite ook zo. Het kind is steeds vaker van huis weg en steeds vaker bezig met activiteiten waar de ouders geen deel
|
| |
| |
| van uitmaken. Dit is een natuurlijk deel van het proces van zelfstandigwording. |
- | De opvoeders verliezen een stuk van hun machtspositie, omdat de jongeren niet langer alle regels willen navolgen. Het is alsof het voetstuk onder de opvoeder, als gezaghebbende autoriteit, begint te wankelen. Ook dit is een stukje realiteit. De jongere wil weten waarom hij zich aan een bepaalde regel moet houden. Als dat onduidelijk is, wil hij niet gehoorzamen. Ook dit is een deel van het volwassen-worden. |
- | De opvoeders willen de jongere beschermen tegen alle gevaren van de buitenwereld en ontnemen de jongere daarmee de kans op ervaringen met leeftijdsgenoten. In de vorige paragraaf is aangegeven hoe belangrijk de groep leeftijdsgenoten is voor de jongere. Ouders moeten hun kinderen de kans geven vriendschappelijk contact te hebben met leeftijdsgenoten. |
- | De opvoeders vinden het gedrag van de jongere onevenwichtig en onberekenbaar. Ook dit is een stuk van de realiteit. In zijn zoektocht naar een eigen identiteit moet het kind, zowel innerlijk als in de wereld om hem heen, verwarrende en tegenstrijdige indrukken verwerken. Dit maakt hem emotioneel gevoelig, waardoor hij vaak op een, voor de volwassene, overdreven manier kan reageren. |
Andrea 15 jaar:
Ik raakte heel geïrriteerd en sprak heel weinig en schreef meer over dingen in mijn dagboek.
Opvoeders moeten begrip tonen voor de ontwikkelingen in de levensfase waarin de jongere zich bevindt. Ze zullen zich ook moeten realiseren dat hun rol vooral ligt in het begeleiden van de adolescent bij het omgaan met zijn steeds grotere vrijheid.
| |
| |
| |
Adviezen voor ouders
☉ | Binnen het gezin moeten de ouders ruimte maken voor de vrienden van de jongere door bijvoorbeeld kennis te maken met de vrienden, bezoek over en weer toe te laten en vrienden uit te nodigen voor gezinsactiviteiten. |
☉ | Ouders moeten hun kind laten deelnemen aan groepsactiviteiten buiten het gezin. Ze moeten groepsactiviteiten ondersteunen waar dit mogelijk en gewenst is. |
☉ | De opvoeder moet de adolescent ondersteunen bij het bouwen van een positief zelfbeeld. Dit kan door de positieve eigenschappen en gedragingen van het kind te belonen. Verder kan de opvoeder het kind helpen zijn talenten/sterke kanten te ontdekken en gelegenheid geven die verder te ontwikkelen. |
☉ | Steeds meer jongeren praten met bekenden en onbekenden via Facebook, Twitter, Hyves en dergelijke. Iedereen, dus ook een ouder kan meedoen met de sociale media. Vraag of je ‘vriend’ mag zijn van je zoon of dochter op internet en ‘share’ berichten en foto's. Deel de sociale internetwereld van uw kind, zodat u ook daar begeleidend kunt optreden. |
☉ | De opvoeder kan het kind helpen zich te oriënteren in zijn maatschappelijke kringen en daar aansluiting te vinden bij groepen die bij het kind passen, qua interesses, ontwikkelingsniveau en persoonlijkheid. Hierbij kunnen we denken aan sportgroepen, culturele en artistieke jongerenorganisaties, de padvinderij, community service organisaties, religieuze jongerenorganisaties, politieke jongerenorganisaties, het jeugdparlement etc. |
☉ | De ouder moet een luisterend oor bieden en interesse blijven tonen voor de activiteiten die het kind in groepsverband onderneemt. Als het kind met vragen/problemen komt moet de opvoeder open en eerlijk met het kind praten. Hierbij moet de opvoeder zich bewust zijn van zijn morele voorbeeldrol. Er mag echter geen sprake zijn van opdringen of opleggen van morele waarden. |
☉ | De ouder kan het kind sociale vaardigheden helpen ontwikkelen tegen negatieve groepsdruk. Denk bijvoorbeeld aan het leren nee-zeggen. Ouders die hierin geinteresseerd zijn kunnen veel informatie vinden op het internet en in opvoedkundige tijdschriften. |
| |
| |
| |
Suggesties voor leerkrachten
☉ | Heb oog voor de sfeer in de klas. Probeer een sfeer van veiligheid en ‘behoren bij’ te creëren. |
☉ | Bij verstoringen van de sfeer kunnen persoonlijke en groepsgesprekken helpen de sfeer te verbeteren. |
☉ | Het klassengesprek is een uitstekende werkvorm om de leerlingen te helpen hun opinies en inzichten te toetsen aan die van andere leeftijdsgenoten. Onder de leiding van de leerkracht kan richting worden gegeven aan de ontwikkeling van een positief eigen waarden- en normenpatroon. |
☉ | Buitenschoolse activiteiten kunnen de onderlinge solidariteit en groepsbetrokkenheid vergroten. Het blijft hierbij van belang erop te letten dat alle leerlingen zich thuis voelen in de groep. Als leerkracht moet je oog hebben voor de afzonderlijke talenten en zwakke kanten van de leerlingen. Help de leerling zijn sterke kanten te ontdekken en verder te ontplooien. |
☉ | Leer leerlingen samenwerken op een manier waarop ze elk een waardevolle bijdrage kunnen leveren in het samenwerkingsproces. |
☉ | Besteed aandacht aan zorg voor leerlingen (bijvoorbeeld zieke klasgenoten) en betrek de groep hierbij. |
☉ | Competitie met andere groepen in de schooi of groepen van andere scholen kan de band binnen de groep versterken. |
☉ | De virtuele wereld heeft een vaste plaats ingenomen in het sociale leven van jongeren. Zij communiceren steeds meer met elkaar via het internet. Dit doen zij met hun smartphone, tablet of computer. Sociale media als Facebook en Twitter zijn razend populair. Als de leerkracht zich verdiept in deze sociale media, zal hij zeker inzicht krijgen in de virtuele wereld van jongeren. |
| |
| |
De school kan ook een rol spelen bij begeleiding van de adolescent door structuren en faciliteiten te creëren. Bijvoorbeeld:
- | Partnerschap tussen ouders en leerkrachten. Omdat veel adolescenten een groot deel van de dag op school doorbrengen is partnerschap van leerkrachten en ouders belangrijk. Het is voor zowel leerkracht als ouders prettig als ze elkaar op de hoogte houden over gedrag en functioneren van de leerling. De school kan hier in het schoolbeleid rekening mee houden door communicatiestructuren tussen ouders en de school uit te zetten. |
- | Buitenschoolse en extra-curriculaire activiteiten. In het voortgezet onderwijs wordt lesgegeven in vakken. Als er geen rekening in het schooljaarplan wordt gehouden met activiteiten die wel belangrijk zijn voor de sociale en emotionele ontwikkeling van de student, maar niet tot een specifiek vakgebied horen, kunnen deze activiteiten buiten de boot vallen. Het gaat om vormings- en voorlichtingsactiviteiten, schooluitstapjes, feesten etc. |
- | Professionalisering van de leerkracht als opvoeder. De school moet oog hebben voor nascholing van leerkrachten waarbij nieuwe opvoedkundige inzichten worden opgedaan. Eventueel kan de school een vertrouwenspersoon aanstellen, die zich specialiseert in het begeleiden van adolescenten met problemen. |
- | Netwerken met relevante organisaties. De school moet in haar netwerk contacten onderhouden met organisaties die opvoedingsondersteunend kunnen werken en kinderen met problemen kunnen opvangen/begeleiden. |
- | Een goede mediatheek. Adolescenten gaan steeds zelfstandiger op zoek naar informatie. De school moet zorgen voor een toegankelijke mediatheek met nuttige informatie voor adolescenten. Vooral ook over zaken die in de vertrouwelijke en taboesfeer liggen, waar niet zo makkelijk met volwassenen over gesproken wordt. |
|
|