tandartsinstrumenten. Schichtig kijkt hij naar de boor en de instrumenten. Een van de instrumenten heeft een puntige haak. Een ander lijkt op een vlijmscherp mesje. De boor is klein, heeft een smalle staaf en een bobbel aan de punt. Vol afkeer draait hij zijn gezicht naar de andere kant van de stoel en blijft zonder reden tegen een rechtopstaande lamp aankijken die daar naast een houten kruk staat. De tandarts merkt op dat Joris nerveus is en gaat op de houten kruk zitten.
‘Jongeman, hoe heet je?’, vraagt hij op een kalme toon. Joris kijkt hem vreemd aan. Dat moet hij toch weten. Hij heeft hem zonet geroepen. Maar dan bedenkt hij dat de tandarts hem misschien met een praatje op zijn gemak wil stellen.
‘J-Joris’, zegt hij beverig.
‘Wel Joris’, gaat de tandarts verder. ‘Bezoek je voor het eerst een tandarts?’
Hij vist twee latex handschoenen uit zijn zak en trekt ze geroutineerd over zijn handen.
‘Nee’, antwoordt Joris. ‘Maar dit is wel de eerste keer dat ik ga plomberen.’
‘O, ok. Eerst even zien hoe goed jij je tanden poetst. Doe je mond open.’ Joris maakt zijn mond wijd open. De tandarts trekt de lamp dichterbij. Het licht gaat aan en vóór Joris weer adem heeft gehaald, zit de tandarts al met een spiegeltje en een haak in zijn mond te wroeten en te krabben. Joris knippert tegen het felle licht dat in zijn ogen schijnt.
‘Doe je ogen dicht als je last hebt van het licht’, zegt de tandarts. ‘Verder doet het geen pijn, toch?’
Joris schudt ongemakkelijk met het hoofd.
‘Zijn gebit ziet er heel goed uit’, zegt de tandarts tegen mama. ‘Alleen dat gaatje in zijn kies moet worden opgevuld, voordat het groter wordt. Als hij het zo laat, kan hij veel pijn krijgen. Als je te lang wacht, kan hij de tand ook verliezen.’
Met een lange duw schuift hij de lamp boven het gezicht van Joris weg en gaat hij recht op zijn benen staan.
‘Als je wil, mag je hierin spuwen.’ Hij tikt op het aluminiumkleurige bakje.
‘Ik kom zo terug, ga even de vulling voor de kies halen.’