Joshua neemt de fles met water mee naar zijn slaapkamer. Na een tijdje valt hij toch in slaap.
Triiiieeennnngggg, triiiieeennngggg!
Joshua schrikt wakker. De wekker! Het is zeven uur! Hij wrijft over zijn ogen en stapt uit bed.
‘Vandaag is de grote dag’, denkt hij. Vandaag gaat hij voor het eerst vliegen.
Vol enthousiasme maakt hij zijn deur open en rent naar de slaapkamer van zijn ouders. Hun bed is leeg en netjes opgemaakt.
Wat is dat nou? Ma en pa zijn toch niet zonder hem vertrokken? Hij loopt naar de keuken. In de gang ziet hij koffers staan. Gelukkig! Ze zijn er nog. Pa zit aan tafel en is bezig op zijn tablet. Mama belegt broodjes.
‘Goedemorgen ma, goedemorgen pa.’
Pa kijkt op en zegt: ‘Goedemorgen Joshua, heb je nog kunnen slapen?’
‘Yes, ik ben klaar voor de grote reis!’
Mama glimlacht. ‘Ga snel baden, poets je tanden en kom daarna een broodje eten.’
Joshua is binnen tien minuten aan tafel. Hij heeft zijn mooie reiskleren al aan.
Ma checkt met een lijstje of alles in orde is om te kunnen vertrekken.
‘Paspoorten, valuta, tickets’, mompelt ze.
Intussen is Lion gearriveerd. Hij is de oudste neef van Joshua en gaat op het huis passen als ze weg zijn. Mama geeft hem de sleutels en legt nog snel even uit dat hij kracht moet zetten als hij de achterdeur open maakt, want die klemt.
Tegen negen uur wordt er getoeterd. Het busje van garage Ashruf staat voor de deur. De chauffeur helpt Joshua en zijn ouders om de koffers in te laden.
Ze zwaaien naar Lion als ze wegrijden. Hij zwaait ze na tot ze de hoek om zijn.
De chauffeur zet de airco aan. Het is anderhalf uur rijden naar de Johan Adolf Pengel International Airport en het is behoorlijk warm buiten. Vlak voordat ze hun bestemming hebben bereikt, zien ze langs de weg een paar vrouwen zwaaien