figuur in te laten. Maar de jongen liet me niet los. Hij ratelde maar door.
Op gegeven moment leunde hij tegen me aan, tilde zijn rechtervoet omhoog en zei dat hij ziek was aan zijn been. Hij had pijn en vroeg wat geld om een taxi te betalen naar zijn huis.
Mijn collega's gingen het restaurant binnen, in de veronderstelling dat ik hen wel zou volgen. Maar toen ze me tegen de jongen hoorden tekeergaan, renden ze het restaurant weer uit om te kijken of ik in gevaar was. Ik schreeuwde tegen de hinderlijke bedelaar dat hij moest opdonderen of anders zou kennismaken met mijn vuisten. Hij schrok van mijn uitbarsting en haastte zich weg. Eindelijk konden we ongestoord op zoek gaan naar een vrije tafel.
Ik plofte neer, een beetje ontdaan door de plotselinge wending die ons avondje uit had genomen. En op één of andere manier voelde ik dat er iets mis was.
Ik tastte naar mijn portemonnee in de zak van mijn colbert. De zak was leeg.
Geschrokken controleerde ik mijn andere zakken. De portemonnee was er niet. Mijn collega's stelden voor om zo snel mogelijk terug te gaan naar de cambio.
Misschien had ik mijn portemonnee daar laten liggen.
Dezelfde man zat nog steeds achter het loket. Hij schudde zijn hoofd.
‘Je zakken zijn gerold’, zei hij medelijdend. ‘Het gebeurt elke dag. Vooral die domme Amerikanen laten zich gemakkelijk rollen. Maar, monsieur Limon, u bent toch geen Amerikaan. Hoe hebt u zich zo laten pakken?’
Toen hij aan mijn benarde gezicht zag dat de keiharde realiteit tot me begon door te dringen, vervolgde hij troostend: ‘Ach, het kan iedereen gebeuren, die niet goed oplet. Die zakkenrollers zijn getrainde dieven. Je merkt het nauwelijks als ze met hun vingers in je zak zitten.’
Er was een politiepost vlak aan de overkant van de cambio. Hij adviseerde mij om aangifte te doen, omdat ik het politiebewijs nodig zou hebben om verloren stukken te laten vernieuwen of te claimen bij de verzekering. Hij dacht niet dat het zou helpen om mijn geld terug te vinden. ‘Misschien kunnen ze die jongen vinden die u heeft bestolen. Maar gelooft u me, hij was zeker niet alleen. Op het moment dat hij naar u toekwam en u aanraakte, had hij zijn werk gedaan.