rijstvelden die ze in Nickerie weleens had gezien. Texel stond bekend om het kweken van schapen, dus was het geen verrassing dat er overal weilanden vol schapen te zien waren. Op het kampeerterrein stonden de tenten al te wachten.
‘Jongens bij meester Jan, meisjes bij mij’, riep juf Willemien.
Binnen een uur was iedereen geïnstalleerd en had boer Hermen hen een rondleiding over de boerencamping gegeven.
Op het programma stond nu een fietstocht naar het bos. Rowena, Alex en hun vrienden vonden snel een geschikte fiets tussen de vele huurfietsen.
Toen iedereen voorzien was, reed de groep met meester Jan vooraan het verharde fietspad op. Het fietspad liep eerst langs een verkeersweg en ging daarna het bos in. Ze kwamen over pittoreske bruggetjes en langs brede sloten.
‘Meester, kun je hier hengelen, uh..., ik bedoel vissen?’, vroeg Alex die naast de meester fietste.
‘Nee, in deze sloten mag niet gevist worden, helaas. Er zijn wel speciale visplekken, maar de meeste Texelaars eten vis uit de zee.’
Het fietspad ging tussen dennenbomen door naar Fonteinsnol, een uitkijktoren in het bos.
‘Nol is een ander woord voor duin’, legde juf Willemien uit. Hier was vroeger een duin met een waterbron. De bron is opgedroogd en toen is er een uitkijktoren gebouwd.’
De leerlingen beklommen de houten uitkijktoren. Boven hadden ze een prachtig uitzicht over Texel. Ze konden het dennenbos overzien en de schapenweiden.
In de verte lag de zee.
Toen ze weer beneden waren, pakten ze de fietsen en reden naar het pannenkoekenhuis Catharinahoeve. Op de menukaart stonden wel veertig verschillende pannenkoeken, waaruit de leerlingen mochten kiezen.
‘Alleen gulung gulung hebben ze niet’, zei Alex tegen Rowena. Hij dacht met een beetje heimwee aan de roze Javaanse pannenkoekjes die populair waren in de warungs van Lelydorp.