Lezen doet je goed. Leerjaar 8b
(2023)–Ismene Krishnadath–
[pagina 19]
| |
Nieuw-NickerieMet de auto van Suriname naar Brazilië rijden, is zeker mogelijk. Op een zonnige septembermiddag in 2010 stap ik in de bus van Bryan Chin A Foeng, die mij van Paramaribo, via Guyana naar Brazilië zal brengen en terug natuurlijk. ‘Ready for the road, Charles?’, vraagt hij. ‘Helemaal!’, antwoord ik enthousiast.
We rijden over de Oost-Westverbinding via Saramacca, door Coronie naar het rijstdistrict Nickerie. We zien kleine vliegtuigen, die het zaad voor de nieuwe oogst uitgooien, over de onder water staande rijstvelden. Na de Henarbrug nemen we de afslag richting Nickerierivier en rijden Nieuw-Nickerie binnen over de weg die langs de lokale markt gaat. Aan de overkant daarvan is een plein voor wandelaars en daarachter staat het statige kantoor van de districtscommissaris. | |
[pagina 20]
| |
Het hotel, waar we zullen overnachten, heeft uitzicht op de Nickerierivier. | |
De oversteek over de Corantijn's Morgens zijn we vroeg op om ons op tijd aan te melden voor de oversteek met het veer over de Corantijnrivier naar Guyana. De aanmeerplek van het veer aan onze kant heet South Drain; aan de overkant is Moleson Creek. We zijn niet de eersten. Er kunnen maar een beperkt aantal auto's op het veer. Wie te laat is, moet terug naar Nieuw-Nickerie en wachten tot de volgende dag. Als alle auto's het veer zijn opgereden en we de formaliteiten met de douane hebben afgehandeld kunnen we Suriname achter ons laten. Op Moleson Creek moeten de auto's van het veer worden gereden en ook daar controleren de immigratieofficieren de paspoorten en andere papieren die je nodig hebt om Guyana binnen te komen. Er zijn maar twee immigratieofficieren om honderdtwintig passagiers af te handelen. Mijn smartphone springt automatisch naar de Guyanese tijd, een uur eerder dan bij ons. Zo lijkt de tijd nog langzamer te gaan.
Maar eindelijk rijden we dan toch het veer af. We gaan langs een markt bij de steiger. De bochtige zandweg leidt naar een brede tweerichtingsweg met aan weerszijden een strook voor voetgangers. We volgen deze weg tot naar de hoofdstad Georgetown, 190 kilometer verder. | |
De rit naar GeorgetownDe lange rit verveelt niet. Anders dan in Suriname, staan er van het begin tot het eind huizen langs de weg. Oude karakteristieke houten woningen zonder balkon, maar vol ramen aan de voor- en zijkant, kwijnen langzaam weg. Steeds vaker zie ik pompeuze betonnen constructies. Achter de huizen aan de linkerkant beginnen de rijst- en suikerrietvelden, aan de rechterkant ligt de zee.
‘In Guyana hebben ze nog echt langzaam verkeer’, lacht Bryan, terwijl hij een ezelkar inhaalt. ‘Dat zal niet lang meer duren’, reageer ik. ‘De olie die in de Guyanese wateren is gevonden, zal veel geld in het laatje brengen. Straks heeft iedereen zijn eigen luxe-vervoer.’ | |
[pagina 21]
| |
Een typisch beeld tijdens de eerste vijftien kilometers is de ‘tapir’, een zelfgebouwd taxibusje voor zes personen met het dashboard van een oude Toyota. Ondanks de vele politiecontroles zoeft het verkeer over de drempelloze weg, waar regelmatig schoolkinderen en ander voetvolk van de ene naar de andere kant lopen. De chaos is compleet als vee en andere, kleinere dieren ook doodgemoedereerd de weg oversteken.
We passeren marktjes, mandirs, moskeeën en de oude en de nieuwe suikerfabriek van Demerara, zoals Guyana vroeger heette. Groene borden met plantagenamen zoals Skeldon, Crabwood Creek, Manchester verdelen de plaatsen langs de hoofdweg. Namen als Zee Zigt, Weldaad en Goede Verwachting herinneren eraan dat Guyana ooit een Nederlandse kolonie was. De kokosbomen in Guyana lijken in aantal die van ons kokosdistrict te overtreffen. Lange uitgestrekte rijen van deze tropische bomen tekenen zich als silhouetten af aan de horizon, wanneer de middag vordert. Bij de nieuwe brug over de Berbicerivier zegt Bryan: ‘Het was altijd een ellende hier met een veer. Ik verloor dan veel tijd. Maar gelukkig was dat na 2008 voorbij.’ Bryan rijdt al enkele jaren naar Boa Vista voor het halen en brengen van Brazilianen die naar Suriname willen. Hij noemt zich dè pionier op deze route. ‘Ik ging eerst als passagier mee in de Guyanese bussen, later ben ik zelf gaan rijden’, zegt hij. | |
GeorgetownNaarmate we Georgetown naderen, neemt niet alleen het aantal kerken toe, maar ook dat van de begraafplaatsen. Ongeveer bij Ogle begint de zeedijk. Georgetown ligt een meter onder de zeespiegel. Hoewel het op internet wordt afgeraden, toont het afval langs de kilometerslange dijk aan dat de plaats goed wordt bezocht in de avond. Joggers maken er de gewoonte van om niet naast, maar op de dijk hun afstanden af te leggen. Dan rijden we de Guyanese hoofdstad binnen; de eerste indrukken zijn niet bepaald fris. Georgetown komt bij mij over als een groot riool. De kanalen zijn groen, vol rommel, en de goten langs de smalle straten stinken. De stad kent nog een open rioleringssysteem. Papegaaien vliegen over op instorten staande koloniale woningen.
Een gevangenis omringd door prikkeldraad zou geen stadsgezicht moeten zijn, maar als het in het centrum staat, dan kan het niet anders. | |
[pagina 22]
| |
‘Hopelijk brengen de olie-inkomsten hierin snel verandering’, zucht ik. Toch zijn er naast al die ontsierende beelden en geuren ook indrukwekkende bouwwerken en stadsdelen. Ik bewonder een aantal mooie houten gebouwen met typische Demerara windows. Ramen met houten jaloezieën waarvan de scharnieren aan de bovenkant zitten. Als ze open zijn, staan de ramen schuin.
De grote St. George Cathedral staat net als onze Hervormde Kerk centraal op een plein dichtbij de Avenue of the Republic. De kathedraal is één van de grootste houten gebouwen in Zuid-Amerika. Niet ver daar vandaan vind je de bekende Stabroekmarkt, waar van alles te krijgen is voor het dagelijks leven. We stoppen voor het Rocky's hotel waar veel Brazilianen logeren. Vlakbij is ook de standplaats van de bussen naar Lethem, de grensplaats met Brazilië. We vermijden Rocky's en nemen een ander hotel, waar we tot tien uur 's avonds blijven rusten. Daarna wordt de reis voortgezet.
De route loopt dan niet meer langs de kust, maar zuidwaarts, evenwijdig aan de Demerararivier. Via de snelweg komen we in Linden, een bauxietstadje waar eetstands 24 uur per dag open zijn en vanaf waar de reis door het oerwoud van Guyana begint - het asfalt houdt dan op. ‘Nu gaat het feest beginnen’, zegt Bryan glunderend na de pitstop. Met de Braziliaanse muziek op volume tien vervolgen we in het holst van de nacht de reis over een weg vol gaten. | |
Door het regenwoud en over de savanneIn de nacht lijken de bomen langs de weg op zwarte schimmen. We verlaten Linden en gaan zuidwaarts naar Lethem. De Esperança, het achtpersonenbusje van Bryan, vliegt over gaten, bruggen en bochtige laterietwegen tot we bij een wegrestaurant komen waar alle Brazilianen uit de bus zich verfrissen en naar een kop koffie verlangen.
De volgende stop is bij de eerste controlepost. Bryan heeft dan met onderbrekingen bijna zeven uur gereden. ‘Iedere rit is weer een expeditie’, zegt de wegverslinder. ‘Je weet nooit hoe laat je aankomt, soms gaat er wat kapot, of er ligt een boom op de weg en zelfs de bruggen spoelen weg.’ Wanneer de dag aanbreekt, komen we aan bij het veer over de Essequibo. De | |
[pagina 23]
| |
schoonheid van de natuur maakt de overtocht onvergetelijk. Eilandjes, sula's en rotsformaties toveren de rivier om tot een pittoresk plaatje. We staan dan voor de ingang van het Iwokrama natuurreservaat. Opnieuw worden onze namen gecontroleerd. Dan vervolgen we de reis over een wilde weg over rode heuvels, tussen groene muren van oerwoudbos.
Bij Bushmouth houdt plotseling het dichte oerwoud op. Voor ons opent zich de Rupuninisavanne. Onbeschrijfelijk mooi is het laag begroeide landschap met een decor van oneindige bergketens op de achtergrond. ‘Ik zie de schoonheid niet meer, omdat ik zo vaak hier kom’, zegt Bryan, wanneer ik om mijn as blijf draaien. ‘In de droge tijd zijn de bergen niet groen, maar bruin en in de regentijd lopen weggedeelten onder water en bruggen spoelen weg.’ We stoppen weer bij een groot wegrestaurant om de inwendige mens te versterken. Daarna volgt tweehonderd kilometers crossen door de savanne totdat het naambord Lethem ons in het grensplaatsje verwelkomt. In dit stadje groeien de laatste jaren de winkels als paddenstoelen uit de grond, door de handel met de Brazilianen. We gaan weer langs een immigratiepost. Als we mogen doorrijden merken we dat de bus door een vernuftige wegomlegging niet meer links van de weg rijdt maar rechts. In Guyana is er linksverkeer, net als in Suriname. In Brazilië heeft men echter rechtsverkeer.
We rijden over de brug over de Takuturivier en gaan voorbij Bom Fim, een Braziliaans grensdorpje dat uitgestorven lijkt door de moordende hitte. Vanaf hier is het nog een uur rijden naar Boa Vista. Van daaruit zijn ook andere steden in Brazilië en verder weg in Zuid-Amerika bereikbaar. Boa Vista ligt op een halve dag rijden van Manaus en twee uren rijden van Santa Elena, de grens met Venezuela. | |
Boa VistaBoa Vista betekent ‘Mooi Uitzicht’. Het is mijn eindbestemming op deze reis. Ik ga er een weekje vakantie vieren. Boa Vista is de hoofdstad van de Braziliaanse deelstaat Roraima en ligt langs de rivier Rio Branco. De stad heeft bijna een half miljoen inwoners. De vele goudopkoophuizen en kleine goudsmederijen duiden aan dat Boa Vista vroeger een goudmijnstad is geweest. Dit wordt ook bevestigd door het Monument van de Garimpeiro op een grote rotonde. Het verkeer is | |
[pagina 24]
| |
vrij rustig. Relaxed manoeuvreert Bryan zijn bus over de tweebaanswegen en de rotondes die het kruisend verkeer regelen.
De stad is schoon. De vuilnisdienst functioneert, maar net als de meeste armoedige steden in Brazilië, maakt Boa Vista een grauwe indruk door de stoffige straten en gelapte wegen. Huizen en gebouwen - de stad heeft voornamelijk laagbouw - schreeuwen om een verflaag. De rijkere woonwijken, Paraviana en Cagari, liggen buiten het centrum en de villa's zijn aan het oog onttrokken door hoge muren.
Winkelen kan in de levendige Avenida Ataíde Teive waar veel verkopers met hun voorraad op straat staan. Als je het wat rustiger wil hebben, kan je naar de Avenida Villerog, waar de duurdere winkels zijn, airconditioned achter glazen deuren. De prijzen in Boa Vista vallen sowieso een beetje tegen. Bryan had me gewaarschuwd toen we naar een supermarkt gingen. ‘Alles is hier een beetje duurder, vanwege het transport. Boa Vista ligt ver van de andere grote steden en productiegebieden in Brazilië.’ Bryan trakteert me op een paçoca. ‘Proef’, zegt hij. ‘Een typische Braziliaanse snack.’
Ik probeer cupuaçu uit, een typisch Braziliaanse vruchtendrankje. De cupuaçu lijkt op de cacaovrucht. Aan het sap wordt melk toegevoegd. Het smaakt een beetje naar zuurzak. Bryan neemt een pupunha. De pupunhadrank kennen we niet in Suriname, wel de palm waar de vrucht aan groeit. Die wordt ook wel perzikpalm genoemd. De oranje vruchten, die in trossen bovenaan de stam groeien, zijn zo groot als een perzik.
Ik oefen mijn Portugees bij de eetstandjes. De Brazilianen zijn erg vriendelijk. ‘Orla Taumanan moet je zeker zien’, raadt één van hen me aan. Deze waterkantpromenade is gebouwd op vijftien meter hoge pilaren die boven de Rio Branco uitsteken. Eten en drinken in de avond gaan daar samen met live muziek in de openlucht.
‘Ondanks dat Boa Vista in een uithoek van Brazilië ligt, heb ik de meeste bekende bands hier live meegemaakt’, vertelt Bryan, die er vaker is geweest. | |
[pagina 25]
| |
We bezoeken ook het grote Pragas das Aguas, waar veel mensen 's avonds in het weekend hun vertier zoeken. Helaas is er in het weekend dat ik er ben geen fonteinshow, maar de gezellige souvenir- en snackkraampjes en ijswagens zijn er wel. Tussen hemel en plein staat de hoge Millenniumpoort. Verderop is het Pracas das Artes met restaurantjes, een speelplaats voor kinderen en een openluchttheater.
Na een week weet ik waar ik de schoonheid van Boa Vista moet zoeken: in de smile en warme gastvrijheid van de bevolking. Uit de open bars klinken nostalgische MPB's (Musica Popular Brasileira) en op elke hoek is er wel een lanchonette, een eetcafeetje, waar de geur van churrasco - geroosterd vlees- uitnodigt voor een hap. Ik kom er zeker een keer terug. |
|