Achter het huis ga ik weer met mijn licht over het terras. Drie grote waterbakken staan tegen de muur rechts en twee aan de linkerkant. Plotseling klinkt er een harde plons in één van de aquariums. Dreigend beginnen Sjakie en Koeniersie opnieuw te grommen.
‘Sttt....!’, zeg ik en loop, met de hark in de ene, en de flashlight in de andere hand, ernaartoe. De honden komen grommend achter me aan. Weer een plons! Ik kom nog dichterbij en laat de lichtstraal schijnen op de bak waaruit het geluid komt. Het water in het aquarium is helemaal troebel en golft en spat haast over de rand. De honden blaffen hysterisch. Er is iets groots in het water. Wild zwemmen de kleinere vissen rond, het lijkt of ze op de vlucht zijn. Door het modderige water heen, zie ik iets groots met een staart.
‘Een monster......., een slang!’, roep ik geschrokken.
Josje die achter me staat, springt op de tafel. Hij houdt de bezem klaar om te slaan.
Dan floept plotseling het licht aan. De deur van de keuken gaat open en Kevin steekt een slaperig hoofd naar buiten.
‘Hé’, zegt hij. ‘Wat is er hier aan de hand?’
‘Een monster’, gil ik weer. ‘Een monster in je aquarium.’
Kevin komt nu helemaal naar buiten. Hij heeft geen hemd aan.
‘Rustig...!’, zegt hij tegen de grommende honden.
Dan begint hij te lachen.
‘Josje, kom maar van die tafel af. Jullie hoeven echt niet bang te zijn voor dat monster. Hij kan niet uit het water. Kom maar kijken.’
Dan zie ik het, onduidelijk eerst, maar dan weet ik het zeker. Het is een vis, een