Toen ze thuis waren, vroeg Mlara aan Djalma om bij haar te komen zitten.
Voordat ze de tocht naar de Aarde zouden maken, moest Djalma weten hoe hij op Visekki was terechtgekomen. Mlara staarde voor zich uit, naar een punt in de verte. Het leek zo lang geleden.
‘Wij, Visekki's, kenden planeet Aarde nog niet zo lang toen de Komeet van 8096 haar raakte en dood en vernieling veroorzaakte. De beelden op onze nieuwsschermen waren verschrik-ke-lijk. Brandende steden, aardverschuivingen, stervende mensen, hopen lijken, aasgieren. De enorme vuurbal uit de ruimte had driekwart van Aarde verwoest. Sri Visekki riep ons op om hulp te bieden.
Hij wilde de bewoners van deze nieuwe planeet zijn goede wil tonen, hij wilde vriendschap sluiten. Tien-duizenden reddingsploegen kwamen in actie.
Immeran en ik waren pas getrouwd. We gaven ons op als vrijwilli-gers. Ons team landde in de tropen, niet ver van de eve-naar. -Het vuur op de lanbouwvelden was al uitgewoed, maar de bossen stonden nog in brand. In de dorpen hing een rookwalm en het stonk er naar verschroeid vlees. Wie nog leefde, zocht naar familie in het puin.
We waren nauwelijks begonnen met blussingswerk toen een man ons aanklampte. Zijn kleren waren besmeurd met bloed en roet en ik zag dat de brandblaren op zijn armen waren opengesprongen.
‘Help me’, smeekte hij, ‘er is nog een baby daar.’ Hij wees naar een brandend huis. Toen we dichterbij kwamen, hoorden we een kind krijsen. De man wilde de vuurzee in, maar Immeran trok hem terug. Hij zou levend verbranden. Onze reddingspakken waren brandbestendig. We zetten onze helmen op en zochten voorzichtig een weg tussen de vallende balken en de sissende vuurtongen.
Het gehuil leidde ons naar de enige plek in het huis waar iemand had kunnen overleven: de badkamer. De leidingen waren gesprongen, maar voordat de druk was weggevallen, had het vrijgekomen water de muren nat gehouden. Er lag een baby op de vloer, een jongetje. Hij was kletsnat, maar ongedeerd. Toen we hem in de armen van de man legden, hield hij op met huilen. Immeran kietelde onder zijn kinnetje en hij liet een heel klein lachje zien. Het was het eerste teken van vreugde dat we op Aarde zagen.