‘Ik ben er niet van onder de indruk’, wierp meneer Henswatkhan tegen. ‘Het is een leuk proefje, maar hoe zit het met een wasmachine of ijskast? Zij trekken veel meer energie dan zo'n kleine telefoon.’
‘De energie is ongelimiteerd. Daarom hebben we deze opvangers.’
Het scherm liet een machine zien, die ook in de zaal stond; een kastje met een antenne en stopcontacten. ‘Deze opvangers hoeven alleen in huis geplaatst te worden en dan kunnen de apparaten via de stopcontacten stroom krijgen.’
‘En hoeveel van deze apparaten heb je?’, vroeg mevrouw Ringheim, wiens hersenen plotseling in overdrive berekeningen begonnen te maken.
‘De productie is al hard op gang. Binnen een paar weken verwacht ik genoeg te hebben gemaakt om te kunnen leveren aan iedereen in Suriname’, antwoordde Vindal.
‘Je doet al deze dingetjes stilletjes op eigen houtje. En nu pas kom je ons zeggen?’, riep mevrouw Ringheim uit.
De minister stond op. ‘Professor Vindal, wij zijn heel blij met uw uitvinding, maar u overvalt ons een beetje. We hebben meer tijd nodig om het volk hierop voor te bereiden. Mijn vraag is, wat verwacht u van ons? Wat wilt u dat wij moeten doen?’
‘Ik heb deze technologie ontwikkeld om aan Suriname cadeau te geven. Ik heb zelf al een idee hoe dat moet gaan, maar ik wil weten hoe jullie het zouden doen. Hoe zouden jullie deze technologie gebruiken als niet ik, maar jullie deze technologie ontwikkeld hadden? Als ik jullie mijn apparaten nu geef, hoe zouden jullie het aan Suriname geven?’
Het was even stil. Toen sprak mevrouw Ringheim als eerste. Ze scheen niet gehoord te hebben dat Vindal de apparaten cadeau wilde geven.
‘Het hangt er vanaf hoe duur je ze aan me verkoopt. Ik zou de apparaten