een gemakkelijke T-shirt. In de keuken pakte hij een puntbroodje met pindakaas, die oma voor hem had klaargemaakt en een kroes thee met melk en suiker.
Nu zit hij dus bij opa. De thee zet hij op een bankje voor hem. Hij eet zijn brood op, terwijl hij af en toe een slokje van zijn thee neemt.
Al die tijd kijkt opa zwijgend in de verte. Ronnie durft hem bijna niet te storen, maar als zijn brood op is, waagt hij het er toch op. Hij schraapt zijn keel.
‘Hmmmrr.’ Nog een keer. ‘Hmmrr.’
Opa reageert niet.
‘Opa...’, zegt Ronnie dan voorzichtig.
‘Ssstt....’, doet opa met zijn vinger voor de mond, terwijl hij recht voor zich uit blijft kijken.
Ronnie staart in de richting waarnaar opa kijkt, in de richting van de kankantri. Inmiddels is het donker geworden en is de maan opgekomen. Tot zijn grote verbazing ziet Ronnie kleine wezens dansen onder de kankantri. Hij wrijft over zijn ogen. Houden zijn hersenen hem weer voor de gek? Nee, als hij weer kijkt, dansen de dwergen nog steeds.
‘Opa, ziet u wat ik zie?’, vraagt Ronnie zachtjes, zonder zijn blik van de boom af te wenden.
Ook opa blijft naar de boom kijken. ‘Wat zie je dan?’, vraagt hij.
‘Ik zie kleine wezens onder de kankantri dansen.’
‘Dat zie je goed, mijn jongen.’
Opa staat op. ‘Kom’, zegt hij. ‘Laten we ze gaan groeten.’
Ronnie pakt opa bij de arm vast als ze het erf oversteken naar het veld.