Het had Sabor pijn gedaan. Ze had heen en weer gelopen tussen de harige overblijfselen van de meisjes, jankend, kreunend en zuchtend. Af en toe duwde ze tegen hen aan met haar neus, alsof ze hen wilde wekken uit de slaap waaruit je niet kan ontwaken. Tenslotte moest ze het opgeven, en nu was haar hele leeuwenhart vol van zorg voor de kleine mannetjeswelp, die bij haar was gebleven. Daarom was Sabor extra waakzaam.
Numa, de leeuwenvader, was weg. Twee nachten geleden had hij een prooi gedood en gisteravond was hij opnieuw op jacht gegaan. Hij was nog niet terug. Sabor dacht half slaperig aan Wappy, de dikke antilope. Misschien sleepte Numa haar op dit moment door de jungle, op weg naar hun hol. Of misschien was het hem gelukt Pacco, de zebra, te pakken te krijgen. Zebravlees was het lekkerste vlees van de jungle, mals en sappig. Sabor watertandde.
Maar wat was dat? Een nauwelijks hoorbaar geluid had haar aandacht getrokken. Ze hief haar kop op, keek argwanend naar links en rechts. Met gespitste oren probeerde ze het geluid dat haar rust had verstoord weer te onderscheppen. Ze stak haar neus in de lucht. Een lichte windvlaag streelde haar neusgaten, maar bracht alleen de geur van bos.
Nee, het was niet de geur die maakte dat ze zich oprichtte. Het was het geluid dat ze eerder had gehoord, en opnieuw hoorde, een beetje sterker. Iets bewoog en wat het ook mocht zijn, het kwam dichterbij. Sabors instinct sloeg alarm. Ze schudde het welpje los van haar tepel. Hij liet wat babygegrom horen, om te laten merken dat het hem niet beviel, maar toen zijn moeder een onverbiddelijke snauw liet horen, was hij onmiddellijk stil. Hij ging naast zijn moeder staan, zijn blik in dezelfde richting als het hare. Sabor wist dat ze op haar hoede moest zijn. Ze wist niet zeker wat het was, maar het kon gevaarlijk zijn. Daar twijfelde ze niet aan. Misschien maakte ze zich voor niets druk, misschien was het Numa die terugkeerde.
Nee, dit geluid hoorde niet bij de bewegingen van een leeuw.
Met een klaaglijke zucht wierp ze een blik op haar jong. Ze was altijd bang dat hem iets gevaarlijks kon overkomen; dit jongetje dat als enige van haar welpjes was overgebleven. Maar zij, Sabor, zijn moeder, zou hem beschermen.
Op dat moment ving ze tussen de boslucht een andere geur op. Haar verontruste