hart kloppen. Bijna was ze teruggegaan, maar ze dacht aan de prins en aan de mensenziel en toen voelde ze zich weer moedig. Haar lang fladderend haar bond zij vast om haar hoofd, zodat de takken het niet zouden grijpen, en haar armen vouwde ze stijf over haar borst. Zo schoot ze voorbij, als een vis, langs de bomen, die hun kronkelende armen en vingers naar haar uitstrekten. Ze zag hoe ze allemaal wat vasthielden, dat zij gegrepen hadden. Mensen, die in zee waren verdronken, waren er tot geraamten geworden. Stukken van schepen en kisten hielden ze vast, skeletten van landdieren, en een kleine zeemeermin, die zij gevangen en gewurgd hadden; dat was het allervreselijkst!
Ze kwam aan bij een slijmerige open plek in het bos. Daar kropen vette waterslangen, die hun lelijke, geelwitte buik lieten zien. In het midden stond een huis van uitgebleekte mensenbeenderen. Daar zat de zeeheks. De waterslangen liet ze kruipen over haar bovenlijf, dat met wratten bedekt was, terwijl ze een dikke pad voerde.
‘Ik weet wat je wilt’, zei de heks. ‘
Het is erg dom van je, maar je zal je zin krijgen, want het zal je ongeluk brengen, mijn mooie prinses! Je wilt je vissenstaart kwijt en een paar stompen hebben om op te lopen net als de mensen. Dan kan de jonge prins verliefd op je worden en dan krijg je een onsterfelijke ziel.’
Toen lachte ze zo hard en zo lelijk dat de pad en de slangen op de grond vielen waar ze zich in de modder wentelden.
‘Je komt op tijd’, zei de heks, ‘als morgen de zon op is, zou ik je pas over een jaar weer kunnen helpen. Ik zal een drank voor je maken. Daarmee moet je, voordat de zon opgaat, naar het land zwemmen en hem dan opdrinken op het strand.
Dan verdwijnt je vissenstaart en krijg je wat de mensen noemen ‘allerliefste beentjes’. Maar het doet pijn; het is alsof een scherp zwaard door je heen snijdt. Iedereen zal zeggen dat je het mooiste mensenkind bent, dat ze ooit hebben gezien. Je zal net als in de zee een zwevende gang hebben. Geen danseres zal zich eleganter voortbewegen dan jij, maar met iedere schrede is het alsof je trapt op een scherp mes, alsof je bloeden moet. Wil je zoveel lijden, dan zal ik je helpen.’