‘Alsjeblieft, hier is alles wat ik aan waarde heb. Laat u alsjeblieft deze jongedames ongedeerd, in de naam van de heilige Maria’, smeekte hij.
De bandietenleider was een jongeman met een korte, blonde baard. Op zijn hoofd had hij een puntige, groene hoed waar een veer uitstak.
Hij zei joviaal: ‘Maar goede heer, waar ziet u mij voor aan? Ik zou nooit een vrouw kwaad doen. Ik ben Robin Hood en dit zijn de mannen van mijn Vrolijke Bende!’
Voordat hij kon verdergaan, sprong Matilde uit de koets. Haar oom en nichtje keken verschrikt toe! Wat deed ze?!
‘Je bent niet anders dan een ordinaire crimineel. Hoe durf je onschuldige mensen te beroven’, beet ze hem toe. ‘Had ik een zwaard of boog, dan zou ik je een lesje leren!’
Robin Hood lachte.
‘Die uitdaging neem ik aan! Will Scarlet, breng ons een goede boog!’
Will Scarlet, zijn beste vriend, bracht twee bogen. Robin liet een zak vullen met zand. Will moest twintig meter verder gaan staan en de zak omhoog gooien.
Zowel Matilde als Robin moesten de zak proberen te raken. Als het Matilde lukte, kregen ze hun kistje met goud terug en vrije doortocht door het bos. Will gooide de zak omhoog. Op het moment dat Robin zijn pijl schoot, spande ook Matilde haar boog en liet snel een pijl los. Haar pijl botste tegen die van Robin en raakte de zak zand, terwijl de pijl van Robin weg geketst werd. De bandietenleider was onder de indruk. Hij hield zijn woord en gaf het kistje terug. Met zijn Vrolijke Bende vergezelde hij de koets tot ze uit het bos reden.
In Nottingham bekeek de sheriff de huwelijkskandidaten. Hij koos Matilde en zei dat Elizabeth moest trouwen met zijn vriend, Guy of Grisborn. Elizabeth en
Matilde moesten niets van de mannen hebben. De sheriff was een gemene man die hoge belastingen van de burgers eiste en hen mishandelde als ze dat niet