‘We vuren de kanonnen af als noodsignaal’, hoorde ik, waarna ik flauwviel. Toen ik weer bijkwam, zag ik de bemanning het schip verlaten. Ik haastte me achter de matrozen aan, die redding zochten in een boot dat een ander schip had uitgezet. Enkele minuten daarna zonk ons schip. We werden op de kust bij de vuurtoren aan wal gezet.
Wat nu? Terug naar mijn ouders? Indien ik verstandig was, zou ik dat hebben gedaan. Maar ik was niet verstandig. Koppig koos ik voor de zee. Ik ging naar Londen van waaruit ik kon meevaren naar de westkust van Afrika. De kapitein werd mijn makker. Van alle reizen die ik daarna maakte, was deze de meest geslaagde. De kapitein leerde me wiskunde en navigeren. Na deze reis gaf ik mijn geld in beheer in Engeland en besloot opnieuw naar Afrika te reizen. Het noodlot sloeg weer toe. Tussen de Canarische eilanden en de Afrikaanse kust werden we achtervolgd door een Turks piratenschip. We verloren het vuurgevecht.
Drie mannen werden gedood en de rest werd gevangen genomen. Ik was twee jaar lang de slaaf van een Moorse kapitein. Maar op een dag zag ik tijdens het vissen kans te vluchten met het schip van de Moor. Xury, een van zijn helpers, nam ik mee.
In de haven bij Kaapverdië ontmoetten we een Portugees schip op weg naar Brazilië. De vriendelijke kapitein nam mij kosteloos mee. Het Moors schip kocht hij van me over, evenals Xury, die dat prima vond. Tweeëntwintig dagen later arriveerden we in Todos los Santos, de Allerheiligenbaai in Brazilië. Ik was, dankzij de eerlijkheid en rechtvaardigheid van de kapitein, een man met behoorlijk wat geld op zak.
Ik leerde van de eigenaar van een suikerplantage over het proces van suikerriet tot suiker. Ik kocht een stuk onbewerkt land met de bedoeling er een plantage op te zetten.
‘Had ik Xury maar niet verkocht’, verzuchtte ik vaker, want het was hard werken. Gelukkig kwam de kapitein van het schip dat me gered had me weer te hulp. Het geld dat ik in Londen in beheer had gegeven werd op zijn advies naar Lissabon gestuurd. Van daaruit stuurde hij werktuigen en een knecht voor me. Het ging me voor de wind. Ik kocht een negerslaaf en nog een bediende. Toen deden enkele planters mij een geheim voorstel.
‘We willen een tocht plannen om slaven te halen voor onze plantages.’