Dat is erg moeilijk, want de rivier is een belangrijk deel van het leven van de dorpsbewoners. Ze hebben altijd in de rivier gezwommen, gebaad en gevist. Het rivierwater is al eeuwenlang het drinkwater van de binnenlandbewoners.
Maar de waarschuwing van de mensen uit de stad is niet voor niets. Chereo, het zesjarig broertje van Marisa, wordt ziek. Hij heeft koorts en ligt stil in zijn hangmat. Hij wil niets eten en wordt mager.
‘Laat me, ik ben zo moe’, zucht hij.
Oma Kuni laat een sjamaan komen, een medicijnman. Die is erg bezorgd. Hij geeft oma Kuni kruiden om een kruidenbad voor Chereo te maken. Ook zingt hij een lied om boze geesten weg te jagen. Maar hij blijft bezorgd.
Dokter Feldman, die regelmatig vanuit Paramaribo de poli bezoekt, komt ook naar Chereo kijken.
‘Dit is ernstig’, zegt hij. ‘Hij moet naar een ziekenhuis in de stad.’
Chereo kan met de dokter in het vliegtuig mee. Mama zegt dat zij en Marisa ook mee moeten, maar er is geen plaats in het vliegtuig.
‘Alleen Chereo mag mee’, zegt dokter Feldman.
Toevallig is er een stagiaire met dokter Feldman meegekomen. Ze is bijna dokter. In de poli noemen de mensen haar dokter Sharon.
Ze zegt: ‘Je kan niet een zwaar ziek kind van zes jaar meenemen zonder zijn moeder. Dat is verschrikkelijk voor de moeder èn voor het kind.’
Dokter Sharon zegt dat mama haar plaats in het vliegtuig mag innemen. Zij zal wel met de boot naar Drietabbetje gaan. Van daaruit kan ze ook met een vliegtuig naar Paramaribo. Marisa mag met haar mee.
Sharon is in Suriname geboren, maar woont al sinds haar kinderjaren in Holland.
Ze vindt de tocht over de rivier een groot avontuur. Ze geniet van dingen die Marisa heel gewoon vindt, zoals de sula's en het oerwoud en de gastvrijheid van de mensen. Er is steeds wel iemand die haar een plaatsje aanbiedt om de nacht door te brengen of om haar verder te helpen. Wanneer ze op Drietabbetje aankomen, blijkt het vliegtuig net vertrokken te zijn. Ze besluiten de volgende dag door te reizen naar Stoelmanseiland, want daar is ook een vliegveld.