Sylvia voelt zich de volgende morgen helemaal niet lekker. Ze is een beetje warm en haar voet doet pijn. Papa heeft niets door.
‘Meisje kom dan, haast je een beetje. Ik moet ook aan het werk!’
Op school valt het de juffrouw op dat Sylvia niet zoals anders flink meedoet met de les. Na de pauze ligt Sylvia met haar hoofd op haar armen op de tafel. De juf loopt naar haar toe en legt haar hand op Sylvia's schouder. Ze schrikt. Dat kind is gloeiend heet!
‘Je bent ziek’, zegt de juf. ‘Waarom hebben je ouders je naar school gestuurd?’
Sylvia kijkt met koortsige ogen op en zegt: ‘Ze weten het niet.’
‘Hoezo weten ze het niet?’, vraagt ze en meteen er achteraan: ‘Jona, vraag aan het schoolhoofd of ze even kan komen.’
Als het schoolhoofd er is, vertelt Sylvia wat er gistermiddag gebeurd is en dat ze niets gezegd heeft, omdat ze bang was om straf te krijgen. Het schoolhoofd vraagt naar het telefoonnummer van haar vader. Hij moet haar direct naar de dokter brengen.
Als hij op school is, kan Sylvia haast niet lopen. Haar voet is stijf en doet erg veel pijn. Vader belt direct naar de dokter. Die stuurt hen naar de Spoed Eisende Hulp, de SEH. Sylvia moet een tetanusprik krijgen.
Vader weet dat tetanus, of klem, zoals bijna iedereen het noemt, heel gevaarlijk is. Je kan eraan doodgaan. Je spieren gaan verkrampen. Als er zich veel tetanusbacteriën in je lichaam gevormd hebben, kan soms je nek niet meer bewegen en als het heel erg is, kan je hart blijven stilstaan. Sylvia heeft nu al problemen met slikken. Ze ligt met haar hoofd op de schoot van haar vader, die zijn arm om haar heengeslagen heeft. Ze rilt, ze heeft het koud. Vader is vreselijk bang. Zijn meisje, zijn Sylvia, laat haar alsjeblieft beter worden!
De dokter van de SEH komt. Hij onderzoekt Sylvia en vraagt wat er gebeurd is. ‘Ze moet twee injecties krijgen’, zegt hij. ‘Eén tegen klem en één om stoffen aan te maken die gaan vechten tegen de bacteriën, die nu in haar lichaam zijn.’
Sylvia schudt zwakjes haar hoofd. Ze is bang voor spuitjes.
Haar vader zegt: ‘Lieverd, je mòèt, je wilt toch beter worden?’
Hij tilt haar op en draagt haar naar de behandelkamer. Sylvia stribbelt niet tegen. Ze voelt zich zo ziek, dat ze nauwelijks merkt wat er met haar gebeurt.