De meisjes hebben de grote pontons van de goudzoekers ook gezien op het meer. Ze hebben gezien hoe die het water vies en drabbig maken.
Ze weten dat ze het water van het meer niet mogen drinken, omdat het vergiftigd is met kwik. Dat gebruiken de goudzoekers om het goud uit de modder te halen.
‘Luku wi busi, luku den fisi’, zingen de vrouwen.
‘Wi busi, wi fisi,’ zingen de meisjes nu ook.
De vrouw neemt het weer over.
‘Wi mu luku wi busi, wi mu luku wi fisi. Is het niet zo mijn zusters?’
Het koor antwoordt: ‘Zo is het zuster, zo is het en niet anders.’
‘Wij zijn de heldinnen die het bos en de vissen zullen beschermen. Is het niet zo mijn zusters?’
‘Zo is het zuster, zo is het en niet anders.’
‘Staat het niet zo in de sterren geschreven, mijn zusters?’
‘Zo is het zuster, zo is het en niet anders.’
De vrouwen stampen geestdriftig op de grond. Ginga slaat een roffelend salvo op haar drum. De voorzangeres zakt even door haar knieën en terwijl ze haar knieën opent en sluit, danst ze een ronde om Kiki en Babette.
Ze pakt Kiki's handen vast. Haar heupen draaien rond. Haar borsten en billen trillen terwijl ze kleine stampende pasjes maakt.
‘Kom, zing en dans met ons. Morgen gaan jullie weer naar huis. Maar het bos en de vissen mogen jullie niet vergeten.’
Ze laat Kiki's hand los en richt zich weer tot de groep.
‘Is het niet zo, mijn zusters?’
En het koor antwoordt: ‘Na so sisa, na so a de, na so a de. Zo is het zuster, zo is het en niet anders.’
De meisjes zingen en dansen met de vrouwen tot ze vermoeid in een hangmat in slaap vallen. Als ze 's ochtends wakker worden, staat een groep nieuwsgierige vrouwen om hen heen.
‘Jullie zijn in Umakondre’, vertellen ze. ‘Jullie waren verdwaald op het meer. We zullen jullie terugbrengen naar jullie dorp. Maar vergeet de boodschap niet die jullie van ons hebben gekregen.’
‘Natuurlijk niet!’, roept Ginga en samen met Babette en Kiki zingt ze: ‘Wi mu luku wi busi, wi mu luku un fisi. Na so a de.’