‘Jullie weten dat je niet bij de werkplaats mag komen. Op een dag zak je weg in de modder, dan verdrinken jullie zonder dat iemand het doorheeft.’
Opa Appie schrikt op uit zijn herinneringen, als hij de stem van Savitri hoort.
‘Kijk pa, een auto rijdt weg!’
Papa Wilfried rijdt snel naar de plek van de wegrijdende auto, maar een andere auto is hem voor. Dan ziet hij een ander parkeergaatje en schiet er snel in. Ze stappen allemaal uit.
‘We gaan op dat terrasje zitten waar vroeger opa's huis stond’, zegt pa.
‘Dan zijn we een beetje bij hem op bezoek.’
Ze bestellen smoothies en pannenkoeken. Opa wil een koffie, zonder melk maar wel met een beetje suiker. Ze kijken naar het verkeer op de weg. Lange rijen auto's rijden voorbij.
‘In mijn jeugd waren er voornamelijk fietsers, een enkele auto, soms een ezelkar’, zegt opa. ‘En natuurlijk had je die gele bussen. Hiernaast op dat plein was de standplaats van die bussen.’
‘Er is nog een bushalte’, zegt Soerdj.
‘Dat heel plein daar was voor de bussen’, zegt opa.
‘Waar nu al die stoelen van de terrasjes staan?’, vraagt Isabel.
Opa neemt een slokje van zijn koffie en knikt.
‘Aan de andere kant naast het busstation woonde een vriend van me. We speelden toen nog op straat en kenden alle buschauffeurs. Als we laat voor school waren, mochten we gratis meerijden.’
Opa Appie weet het allemaal nog goed.
‘Rechts van ons huis was een Chinese winkel, waar we soms een broodje mochten kopen. Van de verpakking maakten we een prop en die schopten we op de punt van onze voeten over en weer. Het was een leuk spelletje.’
‘Dat soort dingen doen die kinderen van tegenwoordig niet meer’, zegt pa.
‘Hoezo?’, vraagt zijn zoon.
‘Wat is dat ding daar in je hand dan?’
Soerdj kijkt met een scheve glimlach naar hem.
‘Pa, je bent ouderwets. Op straat spelen is veel te gevaarlijk, dus het is