wat de winkelier had gezegd. Ik schaamde me. Terneergeslagen en met de schrik in mijn lijf liep ik met gebogen hoofd naar buiten. Ik moest terug de modder in. Intussen was het weer gaan regenen. Terwijl ik over het pad terugliep, werd ik kletsnat. Toch was dat niet het ergste.
Ik maakte me meer zorgen om mijn moeder, omdat ik wist dat ze echt geen rooie cent had. Hoe zou ze dit oplossen? Moedeloos sjokte ik voort. In mijn beleving duurde het uren voor ik thuis was.
Mijn moeder was in de keuken bezig met het beslag voor bara's. De grote pan met bakolie stond al klaar op de chulha.
‘Je hebt in de regen gelopen’, zei ze. ‘Je gaat ziek worden met die natte kleren aan je lijf. Ga je snel drogen met een baddoek.’
Toen ik bleef staan, vroeg ze: ‘Heb je het zout?’
Ik schudde mijn hoofd. Ik had tranen in mijn ogen. Het viel niet op, omdat mijn gezicht nat was. Ik draaide me snel om en ging een baddoek halen.
Toen ik mijn natte kleren had verwisseld voor droge, ging ik terug naar de keuken en vertelde mijn moeder wat de winkelier had gezegd.
Eerst werd ze boos. ‘Ik weet niet waarom die man zo doet, want ik betaal hem altijd aan het eind van het jaar’, zei ze kwaad.
Toen werd ze verdrietig. Ze had het zout nodig. Zonder zout was het eten smakeloos. Ze liep heen en weer in ons kleine huis. Waar moest ze het geld vandaan halen?
Een dergelijke situatie had ik al vaker meegemaakt. Dan zocht ze overal in busjes, in laatjes, in kastjes. Soms had ze geluk en vond ze nog wat verstopte muntjes. Vaker nog moesten we het zonder de gewenste aankoop doen.
Ook dit keer leek het alsof zij geen oplossing zag. Maar al die monden in het gezin moest zij voeden. Daarin had ze geen keus. Zou ze ons zoutloze bara's voorschotelen? Dat had mijn moeder nog nooit gedaan. Ik hoorde haar diep zuchten.
‘Nou,’ zei ze na een poosje, ‘dan moet ik maar weer een zilveren dubbeltje van mijn armband afhalen.’
Ze moest echt ten einde raad zijn, want de armband had zij als huwelijkscadeau van mijn vader gekregen. Ik liep achter haar aan